Als sociale partners in de SERV hebben we goede overlegtradities en leveren we gedegen studie- en advieswerk over tal van sociaal-economische thema’s. Denken we maar aan de begroting, werkgelegenheid, vorming en opleiding …
In 2018 bracht de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) ruim honderd adviezen uit. Daarnaast sloten de Vlaamse Regering en sociale partners een akkoord af om een versnelling hoger te schakelen voor werkbaar werk.
Naast het traditionele studie- en advieswerk moeten we als sociale partners ook kijken naar nieuwe uitdagingen en investeren in de toekomst. In 2018 sloten de Vlaamse werkgevers- en werknemersorganisaties daarom twee akkoorden af in de SERV. In het voorjaar lanceerden we het actieplan digitalisering. Op het einde van het jaar werden de laatste loodjes gelegd voor een akkoord over circulaire economie. De focus op brede horizontale akkoorden is daarbij belangrijk. Niet alleen omdat we de lange termijn voor ogen moeten houden, maar ook omdat we hiervoor breed stakeholders bevragen en betrekken én onze visie op eigen initiatief willen uitdragen.
Wil dat zeggen dat we onze corebusiness moeten verwaarlozen? Geenszins. Arbeidsmarktbeleid en sociale bescherming blijven beleidsthema’s die de sociale partners mee vorm geven en die we gezamenlijk uitbouwen.
In 2018 versterkte de SERV zijn communicatie-inspanningen. Door meer planmatig te werken en in te zetten op sociale media, filmpjes … hebben we de zichtbaarheid van de SERV vergroot. Alle kanalen benutten blijft belangrijk.
Ook in de toekomst willen we het sociaal overleg in de SERV stabiel, zichtbaar en onderbouwd houden. Daar blijven alle Vlaamse sociale partners zich voor inzetten!
Caroline Copers
Voorzitter SERV
In dit jaarverslag brengen we een overzicht van de activiteiten van de SERV in 2018.
Ook de nevenorganisaties van de SERV komen aan bod.
Het jaarverslag geeft op een overzichtelijke en aantrekkelijke manier de belangrijkste activiteiten weer. Via de navigatie in de balk wissel je gemakkelijk tussen de verschillende onderdelen.
Adviesvragen: de SERV ontvangt adviesvragen van de Vlaamse Regering, een lid van de Vlaamse Regering of de voorzitter van het Vlaams Parlement. De adviesvragen kunnen handelen over voorgenomen regelgeving, maar ook over beleidsnota's en -documenten of specifieke beleidsvraagstukken. Soms vraagt ook een instelling (bv. ESF) of een federale minister de SERV om advies.
Selectief advies: de SERV gaat niet op elke adviesvraag inhoudelijk in, maar adviseert selectief om zo een grote(re) beleidsimpact te hebben. De selectie gebeurt op basis van het sociaal-economische belang en het strategisch gehalte van dossiers, met oog voor de brede taakstelling van de raad.
Samenwerking: is er bij een adviesvraag overlapping met het werkterrein van een andere strategische adviesraad, dan wordt samenwerking afgewogen. Zo werkt de SERV regelmatig samen met de Minaraad. Soms beslissen de sociale partners om een advies binnen een andere strategische adviesraad of commissie te formuleren (bijvoorbeeld MORA, SAR WGG, Commissie Diversiteit, VHC).
Advies op eigen initiatief: naast de adviezen op vraag, werkt de SERV proactief en brengt de raad een aantal adviezen op eigen initiatief uit.
Akkoorden: de SERV draagt bij aan de kwaliteit van het beleid en aan de sociaal-economische performantie van Vlaanderen door onderling (bipartite) en samen met de Vlaamse Regering (tripartite) akkoorden af te sluiten.
lopende adviesvragen 2017 |
adviesvragen 2018 |
lopende adviesvragen 2018 |
adviezen op vraag |
adviezen op eigen initiatief |
akkoord sociale partners - Vlaamse Regering |
met andere SAR of raad |
niet-inhoudelijke adviezen |
evaluatierapport |
visienota |
actieplan |
barrièrenota |
Adviesvragers: in 2018 kreeg de SERV van 8 Vlaamse ministers, het Vlaams Parlement en tal van andere overheidsorganisaties adviesvragen binnen. Ministers Tommelein, Muyters en Crevits vroegen de SERV het meest om advies.
Tommelein |
Muyters |
Crevits |
Vandeurzen |
Schauvliege |
Bourgeois |
Weyts |
Homans |
Gatz |
Vlaams Parlement |
Andere |
Adviesthema’s: de SERV bracht de meeste adviezen uit over de thema’s arbeidsmarkt, onderwijs en vorming en economie en innovatie. Vooral voor de adviesvragen over omgevingsbeleid en internationale relaties besliste de raad om omwille van het beperkte sociaal-economisch belang enkel een niet-inhoudelijk advies uit te brengen.
Algemeen regeringsbeleid
Arbeidsmarkt
Begroting en financiën
Economie en innovatie
Energie
Internationale relaties
Omgevingsbeleid
Onderwijs en vorming
Sociale bescherming
Raadszittingen: wekelijks organiseert de SERV een elektronische procedure bij de raad om adviezen goed te keuren. In januari en juli 2018 kwam de raad fysiek bij elkaar tijdens een gesloten raadszitting.
In de SERV zetelen 10 vertegenwoordigers van de Vlaamse werkgeversorganisaties en 10 vertegenwoordigers van de Vlaamse werknemersorganisaties. Deze representatieve samenstelling geeft de SERV een stevige maatschappelijke verankering.
Voor de werkgevers gaat het om:
Voor de werknemers gaat het om:
Het dagelijks bestuur van de SERV bestaat uit een vertegenwoordiger van de Vlaamse sociale partners ABVV, ACV, ACLVB, UNIZO, Voka en Boerenbond. De administrateur-generaal en adjunct administrateur-generaal van de SERV zetelen met raadgevende stem. Het voorzitterschap wisselt jaarlijks tussen de vier grootste sociale partners. Elk jaar levert een andere partner (ACV-Voka-ABVV-UNIZO), volgens een beurtrol, respectievelijk voorzitter en ondervoorzitter aan het dagelijks bestuur. De voorzitter en ondervoorzitter komen nooit tegelijk uit de werkgevers- of werknemersgroep.
In het akkoord over vorming en opleiding dat de sociale partners op 23 november 2016 afsloten, werd gesteld dat “de steeds snellere en grondige transformaties toekomstgerichte oplossingen vereisen binnen een veranderende context." Daarom willen de sociale partners samen werken aan een constructieve aanpak om kaders te creëren voor een duurzame transitie die mensen en bedrijven perspectief biedt in een disruptieve omgeving.
In 2017 nam de SERV de ambitie op om een groot toekomstgericht maatschappelijk thema uit te diepen dat bijzonder relevant is voor de economie en de arbeidsmarkt van de toekomst. Uit de SERV-platformtekst 2030 werden twee kernthema’s geselecteerd. De keuze viel op digitalisering en robotisering en circulaire economie.
Startnota’s: in 2017 vormden de startnota's digitalisering en circulaire economie een eerste aanzet van dit proces om tot een visie, beleidsaanbevelingen en eigen engagementen te komen van de sociale partners. De SERV organiseerde tevens ronde tafels met experts en sectoren over de impact van de digitalisering en robotisering en bracht een rapport en advies uit over e-commerce.
Digitalisering: begin 2018 formuleerden de Vlaamse sociale partners een visie en een aanzet voor een integrale beleidsagenda die inspeelt op de kansen en uitdagingen van de digitalisering voor de economie en de arbeidsmarkt in Vlaanderen. In juli 2018 volgde een actieplan digitalisering met een verdere concretisering in beleidsrichtingen en acties op enkele prioritaire werkterreinen. De Vlaamse sociale partners vinden het immers hoog tijd dat Vlaanderen een versnelling hoger schakelt: onderwijs, arbeidsmarkt en economie moeten zich sneller aanpassen aan de digitaliseringstrend en de ontwikkelingen niet zozeer ondergaan, maar vooral mee sturen. Daarom formuleren de sociale partners een hele reeks aanbevelingen en acties om samen met de Vlaamse Regering en andere actoren de overgang naar een digitale samenleving meteen aan te pakken. Deze aanbevelingen moeten de basis vormen voor de noodzakelijke digitale agenda voor Vlaanderen.
Circulaire economie: de SERV bracht de barrières die de transitie naar een circulaire economie belemmeren in kaart. Daarnaast organiseerde de SERV een reeks ronde tafels met experts en sectoren: technologie en maakindustrie, textiel en houtbewerking, chemie en lifesciences (27 juni 2018), recyclage (25 september 2018), landbouw, voeding, distributie (12 november 2018) en bouw (11 december 2018). Er vonden ook gedachtewisselingen plaats met de Vlaamse transitiemanagers voor de transitiegebieden van de Visie 2050 van de Vlaamse Regering inzake industrie 4.0, circulaire economie en levenslang leren en de dynamische levensloopbaan.
Digitalisering en robotisering zijn brandend actueel. Digitalisering brengt veel voordelen met zich mee, maar ook onzekerheden, vragen en bezorgdheden. Daarom willen de sociale partners gangmakers worden voor een digitale en robotagenda voor Vlaanderen.
Met een visienota doet de SERV een aanzet tot een integrale beleidsagenda. Zo wil de SERV maximaal inspelen op de kansen en uitdagingen van de digitalisering voor de economie en de arbeidsmarkt in Vlaanderen. De visienota bevat vijftig belangrijke bouwstenen voor de gewenste integrale agenda. Ze geven in grote lijnen aan wat er moet gebeuren. Hoe dat moet gebeuren volgt einde maart in een plan met beleidsrichtingen en acties.
De Vlaamse sociale partners willen met deze visienota maximaal inspelen op de kansen en uitdagingen van de digitalisering voor de economie en de arbeidsmarkt in Vlaanderen. De digitalisering leidt immers tot nieuwe kansen voor groei, jobs, welzijn en duurzaamheid. Naast kansen zijn er echter ook talrijke uitdagingen, voor het onderwijs, de arbeidsmarkt, het economisch beleid, de sociale rechtvaardigheid en het functioneren van overheden. De digitalisering vergroot de al bestaande uitdagingen, maar reikt tegelijk ook nieuwe mogelijkheden aan om ze aan te pakken.
Onze bestaande instituties (beleidsinstrumenten, structuren, praktijken) zijn echter niet altijd aangepast aan het digitale tijdperk dat voor ons ligt. Bovendien wordt nog vaak te traag of ondoordacht gereageerd op de ontwikkelingen in de praktijk. Dat zorgt voor onduidelijkheid, belemmeringen, gemiste kansen en een ongelijk speelveld.
Om deze transitie in goede banen te leiden, is er volgens de Vlaamse sociale partners nood aan een geïntegreerde, coherente en gecoördineerde beleidsagenda. In tegenstelling tot veel andere regio’s en landen, heeft Vlaanderen die nog niet. De SERV geeft daartoe de aanzet met een eigen visienota. De nota bevat vijftig belangrijke bouwstenen voor de gewenste integrale agenda. Ze geven in grote lijnen aan waarop er moet gewerkt worden (wat er moet gebeuren). De verdere concretisering (hoe dat moet gebeuren) gebeurt tegen het einde van maart in de vorm van beleidsrichtingen en acties voor een selectie van prioritaire werkterreinen.
De Vlaamse sociale partners brengen een actieplan digitalisering uit. Hiermee willen ze de huidige en toekomstige Vlaamse Regering aanzetten om de digitale transitie grondiger aan te pakken. Als we nu niet handelen en anticiperen, dreigt Vlaanderen achterop te hinken omdat andere regio’s/landen de transitie sneller maken.
De sociale partners vinden het dus hoog tijd dat Vlaanderen een versnelling hoger schakelt: onderwijs, arbeidsmarkt, economie en overheid moeten zich sneller aanpassen aan de digitaliseringstrend en de ontwikkelingen niet zozeer ondergaan, maar vooral mee sturen. Daarom formuleren de sociale partners, in aanvulling op de eerdere startnota en visienota van de SERV, een hele reeks aanbevelingen en acties om samen met de Vlaamse Regering en andere actoren de overgang naar een digitale samenleving nu aan te pakken. Deze aanbevelingen moeten de basis vormen voor de noodzakelijke digitale agenda voor Vlaanderen.
De rol van de overheid is in heel wat maatschappelijke domeinen cruciaal voor het verzekeren van een kwalitatieve dienstverlening, het benutten van kansen en het effectief oplossen van problemen. Een effectieve en efficiënte overheid is dan ook een belangrijke voorwaarde voor meer welzijn en welvaart. Beter bestuur en betere regelgeving zijn van groot belang om beleidsdoelstellingen te realiseren, om onnodige kosten, lasten en negatieve effecten te vermijden en om het concurrentievermogen van Vlaanderen en de aantrekkingskracht voor buitenlandse investeringen op langere termijn veilig te stellen: governance matters.
De SERV focust voor het thema werking overheid op specifieke thema’s die vanuit sociaal-economisch perspectief belangrijk zijn en waarbij de SERV een duidelijke meerwaarde kan leveren vanuit de aanwezige kennis en expertise en het overleg. Inhoudelijk werkt de SERV op twee sporen: (1) slagkrachtige overheid en (2) beter beleid/betere regelgeving, dit telkens vanuit het perspectief en het belang van de doelgroepen.
In 2018 bracht de SERV 7 adviezen uit over het thema algemeen regeringsbeleid. De SERV ging op 1 adviesvraag niet inhoudelijk in omwille van selectiviteitsredenen.
Tot slot coördineerde de SERV-commissie Horizontaal Beleid het overkoepelende project Economie en arbeidsmarkt van de toekomst (digitalisering en circulaire economie). Economie en arbeidsmarkt van de toekomst.
De SERV stelt het op prijs dat de Vlaamse Regering een bestuursdecreet opstelt. De raad ondersteunt talrijke vernieuwingen in het voorontwerp. Veel ervan zijn gebaseerd op SERV-adviezen. Toch is er nog veel werk aan het voorontwerp, schrijven de sociale partners in een nieuw advies. Zij vragen een ambitieuzer bestuursdecreet dat de bestuurlijke knelpunten aanpakt en dat mee is met zijn tijd.
De SERV vindt het positief dat de Vlaamse Regering met ‘Vizier2030’ een aanzet geeft om te komen tot een Vlaams doelstellingenkader 2030. Het is ook goed dat dit in interactie met de strategische adviesraden gebeurt en dat na verwerking van de adviezen overleg volgt met de VESOC-partners en de Verenigde Verenigingen om te komen tot onderbouwde en breed gedragen doelstellingen voor 2030. De SERV vraagt om snel samen te zitten om de verdere werkwijze uit te tekenen.
In afwachting daarvan moet werk worden gemaakt van een beter en meer onderbouwd voorstel van doelstellingenkader. Het voorliggende ontwerp is immers niet klaar om te fungeren als basis voor die volgende stap.
Het voorontwerp van decreet ‘bestuurlijke handhaving’ bevat goede doelstellingen maar roept nog talrijke vragen op. Een aantal fundamentele keuzes wordt niet verduidelijkt en er ontbreekt een basisvisie op de kerntaken en op de complementariteit van de strafrechtelijke en bestuurlijke handhavingssporen. Daarnaast moet er meer aandacht zijn voor de rechtsbescherming en voor de kansen om via het decreet de kwaliteit van het handhavingsbeleid te versterken. De SERV vraagt ook om het opzet van het decreet en de wijze waarop de inwerkingtreding is geregeld te herbekijken om te vermijden dat de goede doelstellingen van het decreet niet worden gerealiseerd in de praktijk.
De doelstelling van het Pact 2020 is blijvend het uitgangspunt van het arbeidsmarkt- en loopbaanbeleid van de toekomst. Dat wil zeggen: meer mensen aan de slag, in gemiddeld langere loopbanen en meer werkbare jobs. Om dat te bereiken is in Vlaanderen nood aan een hogere werkzaamheids- en werkbaarheidsgraad, in het bijzonder bij bepaalde groepen. Vanuit deze doelstelling brengt de SERV-commissie Arbeidsmarkt adviezen uit en draagt bij tot het overleg binnen het Vlaams Economisch en Sociaal Overlegcomité (VESOC) en het sluiten van VESOC-akkoorden.
De commissie Arbeidsmarkt buigt zich concreet over de volgende subthema’s binnen het domein werk: de overgang onderwijs-arbeidsmarkt, het duaal leren, het EVC-beleid, het activerings- en doelgroepenbeleid, het werkplekleren waaronder maatregelen als tijdelijke werkervaring, wijk-werken en de VDAB-stages zoals IBO, het systeem van de dienstencheques, de outplacementregelingen, het vorming- en opleidingsbeleid waaronder de opleidingsincentives, de sectorconvenants, het loopbaanbeleid, de werkbaarheid, de sociale economie, het thema diversiteit ...
In 2018 bracht de SERV 19 adviezen uit over het thema arbeidsmarkt. Bij het advies over EVC en GKK werden twee adviesvragen gecombineerd uitgewerkt in één advies. De adviesvraag over het Actieplan 4.0 Werk in zorg en welzijn werd samen met de SERV-commissie Sociale Bescherming behandeld. Voor de adviesvragen over het nieuw economisch migratiebeleid, de gecombineerde vergunning (single permit) en het systeem au pair was er samenwerking tussen de SERV-commissie Arbeidsmarkt en de Adviescommissie Economische Migratie.
De adviesvragen over duaal leren, die zowel een onderwijs- als een arbeidsmarktluik hebben, werden in de commissie Onderwijs behandeld. Het thema EVC (erkenning verworven competenties) - GKK (geïntegreerd kwaliteitszorgkader) kwam in een gemengde commissie Onderwijs – Arbeidsmarkt aan bod. De SERV ging op 2 adviesvragen niet inhoudelijk in omwille van selectiviteitsredenen.
Daarnaast sloten de sociale partners 1 akkoord met de Vlaamse Regering af.
Tot slot werkte de SERV-commissie Arbeidsmarkt mee aan het overkoepelend project Economie en arbeidsmarkt van de toekomst.
Naar aanleiding van de skills strategy review van de OESO voor Vlaanderen bracht de SERV een eigen publicatie uit. Hierin komen 11 inspirerende praktijkvoorbeelden aan bod die elk op hun manier een antwoord bieden op de uitdagingen die ze ervaren op het vlak van vaardigheden. Met deze publicatie wil de SERV een breder publiek laten kennis maken met hoe bedrijven en sectoren inspelen op de uitdagingen van vandaag en morgen. Experimenten, proeftuinen en goede toepassingen van Vlaamse beleidsmaatregelen komen aan bod. Door sterker in te zetten op vaardigheden komen we tot een hogere werkzaamheid en productiviteit, een grotere inzetbaarheid en een verhoogde werkbaarheid.
Door de hervorming van het werkplekleren verandert de Beroepsinlevingsovereenkomst (BIO) binnenkort in een Beroepsinlevingsstage (BIS). Voor deze stage op de werkvloer krijgt de werkzoekende een vergoeding.
Een recente aanpassing in de federale wetgeving verplicht een BIO/BIS-stagiair nu een deel van zijn of haar uitkering terug te betalen wegens overschrijding van het federale cumulbedrag. De sociale partners dringen erop aan deze problematische situatie snel op te lossen.
Via een BIO/BIS kan een werkzoekende op vrijwillige basis een betaalde stage in een onderneming lopen. Zo verwerven de stagiairs vaardigheden en competenties op de werkvloer zelf. Een BIO-stagiair ontvangt een vergoeding bovenop zijn of haar uitkering. En hier stelt zich een probleem. Recent wijzigde de federale regelgeving voor cumulatie van vergoedingen met een werkloosheidsuitkering, een leefloon of een ziekte- en invaliditeitsuitkering. Hierdoor overschrijdt de BIO-vergoeding het federaal toegestane cumulbedrag en kregen heel wat BIO-stagiairs van de RVA een bevel tot terugvordering. Dit probleem stelt zich nu enkel bij een BIO, maar in de toekomst komen ook de VDAB-cursistenvergoedingen, de IBO en de werkervaringsstage in het vizier. De Vlaamse Regering wil deze vergoedingen immers hervormen, met het ontwerpuitvoeringsbesluit dat nu voor advies voorligt. En ook deze hervormingen stroken niet volledig met de gewijzigde federale regelgeving.
De Vlaamse sociale partners zijn tevreden dat de Vlaamse regering het advies van de SERV volgt om iedere werknemer recht te geven op 125 uur Vlaams opleidingsverlof (VOV) per jaar. Toch formuleren zij in een nieuw advies nog een aantal fundamentele opmerkingen.
Interne opleidingen en werkplekleren met een interne begeleider moeten ook in aanmerking komen voor VOV. Voor niet-erkende opleidingen in het kader van loopbaanbegeleiding kan geen VOV worden toegekend, vindt de SERV. Om ervoor te zorgen dat alle elementen van VOV gedragen zijn door werkgevers én werknemers én de Vlaamse regering is verder tripartite overleg cruciaal.
55% van de ondernemingen en organisaties in Vlaanderen met tien of meer werknemers is competentiegericht. Dat is een stuk beter dan in 2014, toen slechts 40% van de bedrijven en organisaties de ICO 2020-score (Indicator Competentiegerichte Ondernemingen) behaalde.
De toename zet zich door in alle sectoren en zowel in kleine als grote bedrijven. Dat blijkt uit de Ondernemingsenquête van de SERV-Stichting Innovatie & Arbeid. Als deze positieve evolutie aanhoudt, zal de doelstelling uit het Pact 2020 tussen Vlaamse Regering en sociale partners om bedrijven aan te zetten tot een meer strategisch competentiebeleid gehaald worden.
ACV, ACLVB, Verso, Unizo, Boerenbond, Verso en de Vlaamse Regering slaan de handen in elkaar voor een actieplan werkbaar werk. Het actieplan moet sensibiliseren, enthousiasmeren en inspireren om met concrete maatregelen aan de slag te gaan zodat een echt werkbaar werk-beleid tastbaar wordt voor iedereen.
Via de lancering van een nieuwe werkbaarheidscheque worden bedrijven op weg gezet voor meer acties rond werkbaar werk. Maximaal drie jaar kunnen ze beroep doen op een cheque van 10.000 euro gekoppeld aan co-financiering. Daarnaast wordt het plafond van de kmo-portefeuille tijdelijk verhoogd met max. 5.000 euro om acties rond werkbaar werk te realiseren.
Het Vlaams ABVV wenste het akkoord niet te ondertekenen.
In 2018 vergaderde de VESOC-werkgroep 6 keer.
De agendapunten hadden vooral betrekking op het beleidsdomein Werk. Zo lichtte het kabinet Werk samen met VDAB de regelgevingen inzake vrijstellingen en inzake degressiviteit van de uitkeringen toe. Ook het akkoord over het statuut MMPP met de regio’s kwam aan bod. Er werd twee maal een stand van zaken gegeven over de afgesloten sectorconvenants. Het kabinet Werk gaf vanuit de Vlaamse Regering een reactie op het SERV-actieplan Werkbaar werk. Het Actieplan STEM (zij)instroom, met focus op de 13 ontwerpen van STEM-addenda bij de sectorconvenants werd voorgesteld alsook het evaluatierapport over de doelgroepkortingen.
Het kabinet Bourgeois lichtte de nota Visie 2050 en transitiegebieden toe alsook het doelstellingenkader 2030 en het Vlaams Hervormingsprogramma 2018. Het kabinet koppelde meermaals terug over de federale arbeidsdeal met bijzonder focus op de Vlaamse maatregelen.
Het kabinet Crevits presenteerde de cijfers vroegtijdig schoolverlaten. Ook de Skills agenda werd toegelicht met focus op de upskilling pathways.
Het kabinet Homans duidde de stand van zaken van de sociale correcties/toekenning automatische rechten, van het individueel maatwerk en van de overgangsmaatregelen van het collectief maatwerk dat opstartte op 1 januari 2019.
De kabinetten Muyters, Vandeurzen en Homans gaven een gezamenlijke toelichting over de stand van zaken van de werk-welzijnstrajecten. Het ACV stelde haar evaluatie van de werking van het streekoverleg voor.
Jaarlijks maakt de SERV in januari een evaluatie van de Vlaamse begroting zoals ze door het Vlaams Parlement is goedgekeurd. Daarbij besteedt de SERV o.a. aandacht aan dossiers met een grote impact op de begroting zoals investeringen of publiek-private samenwerking.
Begin juli volgt het jaarlijkse advies aan de Vlaamse Regering voor de opmaak van de volgende begroting. Daarbij maakt de SERV een raming van ontvangsten en uitgaven bij ongewijzigd beleid. De sociale partners geven advies over de budgettaire ruimte voor nieuwe initiatieven en voor schuldafbouw. De budgettaire houdbaarheid van de Vlaamse financiën op lange termijn staat voorop.
In 2018 bracht de SERV 13 adviezen uit over het thema begroting en fiscaliteit, waarvan 1 op eigen initiatief en 1 advies zonder consensus. De SERV ging op 6 adviesvragen niet inhoudelijk in omwille van selectiviteitsredenen.
Daarnaast bracht de SERV 1 evaluatierapport uit.
De SERV is tevreden dat in de Vlaamse begroting 2018 meer overheidsinvesteringen voorzien worden. Dit gebeurt bovendien binnen een structureel evenwicht van ontvangsten en uitgaven. Ten opzichte van 2017 stijgen de investeringen met 5,64% tot 4.335,8 mln. euro, aldus berekeningen van de SERV.
Het extra-budget gaat vooral naar infrastructuur voor verkeersveiligheid en wegen en waterwegen (+ 160 mln. euro) en naar infrastructuur in de gezondheids- en welzijnssector (+ 60 mln. euro).
De Vlaamse sociale partners dringen er al een tijdje in hun adviezen en rapporten op aan om dergelijke overheidsinvesteringen te versterken en tegelijkertijd een structureel begrotingsevenwicht te blijven nastreven.
Dat de Vlaamse Regering het verkooprecht vereenvoudigt, juichen de sociale partners toe. Door het verkooprecht niet langer van het kadastraal inkomen te laten afhangen maar van de verkoopprijs van een woning krijgen we bovendien een rechtvaardiger systeem.
Zo wordt het voor mensen met een bescheiden inkomen haalbaarder om een huis te kopen. De sociale partners waarschuwen echter dat een beperkte groep kopers (circa 5,5%) door de hervorming meer zal moeten betalen bij de aankoop van een huis of appartement.
Ondanks de geleidelijke groeivertraging van de economie raamt de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen dat de Vlaamse initiële begroting 2019 bij ongewijzigd beleid op een beperkt overschot van 145 mln. euro uitkomt. De sociale partners benadrukken dat de begroting structureel in evenwicht moet blijven.
Daarom roepen ze op om de beschikbare beleidsruimte in te zetten voor meer duurzame sociaal-economische groei, via een versnelde investeringsimpuls. Om de noodzakelijke investeringen optimaal te laten renderen, pleit de SERV wel voor een meer gestructureerde aanpak o.a. door met een overkoepelend strategisch infrastructuurplan te werken en het beheer van infrastructuur prioriteit te geven.
Vlaanderen moet blijvend inzetten op gelijke kansen en diversiteit. Personen van allochtone afkomst en personen met een arbeidshandicap zijn immers nog steeds ondervertegenwoordigd op de arbeidsmarkt. De SERV streeft naar een evenredige arbeidsdeelname voor iedereen en neemt dit mee in zijn adviezen over werkgelegenheid en gelijke kansen.
De adviesvragen die de SERV ontvangt over diversiteit behandelen de sociale partners in de Commissie Diversiteit waarin ze samen met de kansengroepen aan tafel zitten.
Een competitieve, inclusieve en duurzame economie is een prioriteit voor de SERV. Vlaanderen moet uitgroeien tot een toonaangevende, innovatiegedreven kenniseconomie met een sterk ondernemerschap en internationale focus. Het veelzijdige karakter van de Vlaamse economie en de samenhang in de Vlaamse economische structuur blijven behouden en de kennis en werkgelegenheid verankerd.
Met deze doelstelling uit het Pact 2020 als kader, adviseert de SERV over een brede waaier aan economische beleidsinitiatieven. Thema’s zoals het stimuleren en faciliteren van ondernemerschap in al haar dimensies en levensfasen, de ‘herindustrialisatie’ van Vlaanderen, slimme specialisatie, het Vlaams economisch steuninstrumentarium, de lokale inbedding van ondernemingen en versterking van lokale markten, de evolutie van het innovatie-ecosysteem, het O&O-groeipad, het ruimtelijk-economisch beleid, het sociaal-economisch streekoverleg en nog veel meer komen aan bod bij de SERV-commissie Economie en Innovatie.
Voor de SERV zijn economie en innovatie onlosmakelijk verbonden. Innovatie is cruciaal voor de oplossing van een hele reeks maatschappelijke vraagstukken en is tegelijkertijd de belangrijkste drijver voor economische groei. Kenniscreatie en O&O vormen dé voedingsbodem voor verdere innovaties. Wendbaar inspelen op de wijzigende technologieomgeving en beschikken over een state-of-the-art productieapparaat zijn belangrijke voorwaarden om in 2030 bij de wereldtop te blijven, de Vlaamse kennis, productie en technologie lokaal te verankeren en een sterke industrie en maaksector te behouden. Voor de SERV omvat innovatie bovendien meer dan alleen technologische innovatie.
In 2018 bracht de SERV 6 adviezen uit over het thema economie en innovatie. De SERV ging op 1 adviesvraag niet inhoudelijk in omwille van selectiviteitsredenen.
De SERV-commissie Economie en Innovatie werkte mee aan het overkoepelend project Economie en arbeidsmarkt van de toekomst.
Tot slot stelde de SERV samen met de sociale partners van de federale en andere gewestelijke adviesraden een gemeenschappelijke verklaring op gericht aan alle regeringen om de mobiliteitsproblemen snel en coherent aan te pakken.
De SERV erkent de nood en meerwaarde van collectief onderzoek en de verspreiding van de resultaten ervan naar minder innovatieve ondernemingen en kmo's. Een echte motivatie ontbreekt echter om de beleidsacties die onder het oude VIS-besluit vorm kregen, verder te zetten onder het nieuwe ontwerpbesluit.
De afbakening van de doelgroep is te vaag en daardoor te ruim. Ook de voorziene uitbreiding van het toepassingsgebied naar overheidsorganisaties wordt niet duidelijk gesitueerd of gemotiveerd.
In zijn advies gaat de SERV dieper in op deze en enkele andere bedenkingen.
De sociale partners van de federale en gewestelijke adviesraden roepen alle regeringen op om de mobiliteitsproblemen snel aan te pakken. De regeringen moeten daarbij bovendien met elkaar overleggen en hun acties op elkaar afstemmen om de coherentie van het mobiliteitsbeleid te garanderen.
Een oplossing voor de toegenomen congestie kan enkel gevonden worden in een uitgebalanceerde mix van verschillende beleidsinstrumenten. Een dergelijke mix vraagt om samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus.
De energievoorziening is cruciaal voor de economie en de samenleving. De overgang naar een duurzame energievoorziening is één van de belangrijkste uitdagingen voor de komende jaren. De SERV bouwde een ruime expertise op rond de werking van de energiemarkten en -prijzen, rationeel energieverbruik en de inzet van hernieuwbare energiebronnen, energiebevoorradingszekerheid, klimaatverandering en klimaatbeleid …
Ook de Minaraad adviseert de Vlaamse Regering over het energiebeleid maar dan vanuit milieu-invalshoek. Regelmatig leidt dat tot een gezamenlijk advies van SERV en Minaraad.
In 2018 bracht de SERV 14 adviezen uit over het thema energie. 2 adviezen waren op eigen initiatief. 1 advies bundelde 2 adviesvragen. De SERV bracht 1 keer een gezamenlijk advies uit met Minaraad en SALV. Op 6 adviesvragen ging de SERV niet inhoudelijk in omwille van selectiviteitsredenen. 1 advies werd ondersteund door een achtergronddocument.
Vlaanderen moet ambitieus zijn in zijn energie- en klimaatplan voor 2030. De SERV vindt de huidige klimaatdoelen te eng. Ze kijken alleen maar naar de uitstoot van de Vlaamse schoorstenen en uitlaten en verwaarlozen wat onze consumptie en import elders in de wereld veroorzaken. Studies wijzen uit dat onze totale koolstofvoetafdruk toeneemt. De reële klimaatimpact van Vlaanderen kan tot vier keer groter zijn dan de Vlaamse emissiecijfers doen vermoeden.
De brede aanpak die de SERV vraagt kijkt naar alle directe en indirecte emissies, zet in op meer duurzame lokale productie en consumptie en speelt ook in op andere maatschappelijke uitdagingen. Daardoor kan de lokale uitstoot tijdelijk verhogen maar de globale klimaatimpact vermindert en het lokaal sociaal-economisch weefsel wordt versterkt. Dat is goed voor het klimaat en voor Vlaanderen.
Het klimaatrapport van de VN dat in oktober 2018 bekend gemaakt werd, toont aan dat de tijd dringt om de opwarming onder 1,5 graden te houden. Net vandaag vragen de adviesraden SERV, Minaraad en SALV aan de Vlaamse Regering om de ontwerp klimaat- en energieplannen 2021-2030 al in deze legislatuur krachtiger te maken en zo Vlaanderen op het juiste spoor te zetten naar een koolstofarme maatschappij.
Om dit waar te maken zijn extra acties, centen, cijferwerk en draagvlak nodig vinden de raden. Dat kan door een stevigere onderbouwing, o.a. op gebied van kostenefficiëntie, betere processen en een paar forse versnellers om de broeikasgassen te reduceren. Beloftevolle pistes die de plannen terecht voorstellen en volgens de raden nadere uitwerking verdienen, zijn de kilometerheffing voor alle voertuigen, de versnelde energierenovatie van woningen en het wegwerken van hinderpalen voor hernieuwbare energie.
De oprichting van een afzonderlijke databeheerder elektriciteit - op dit moment als ontwerpdecreet ter bespreking in het Vlaams Parlement - lijkt geen goed idee volgens de SERV. Op basis van documenten van de VREG wordt nu immers duidelijk wat de oprichting in de praktijk zou betekenen voor de technische reglementen.
De voorgestelde constructie met een afzonderlijke databeheerder is bijzonder ingewikkeld, veroorzaakt onnodige kosten en kan nog andere nadelen hebben, terwijl de voordelen onduidelijk blijven. Nu de nadelen steeds duidelijker worden, vraagt de SERV de piste te bekijken waarbij de datataken gewoon aan de netbeheerders worden toegewezen en verrekend via de nettarieven.
Voor de SERV zijn investeringen in het transmissienet van Elia noodzakelijk voor de bevoorradingszekerheid maar is het onduidelijk waarvoor de 5 miljard euro mogelijke investeringskosten tussen 2020 en 2030 precies nodig zijn en of alle opgenomen projecten wel noodzakelijk zijn. De SERV dringt aan op meer transparantie over de kosten, baten en impact en een alternatievenonderzoek om te weten te komen waar het plan beter en goedkoper kan.
Zo zijn er vragen bij enkele interconnecties en Europese projecten en bij de kostenverdeling met de buurlanden. Een lange termijnvisie rond energie en een actief beroep op Europese middelen kunnen de netkosten beperken. Verder rijst de vraag op het (beleids)kader rond het plan wel de juiste maatschappelijke keuzes garandeert en of het plan past in ruimer coherent infrastructuurbeleid. Een duidelijk 3D-zicht op het plan en een degelijk 360°-kader rond het plan zijn dus cruciaal om te bewaken dat het Eliaplan ook maatschappelijk verantwoord is.
De Vlaamse sociale partners zijn begaan met wat zich buiten Vlaanderen afspeelt. Beslissingen in internationale fora hebben een impact op de sociaal-economische omgeving in Vlaanderen. Vooral de Europese Unie beïnvloedt de Vlaamse regelgeving en het economisch beleid. Vlaanderen is een partner bij Europese en internationale afspraken en voert een eigen internationaal beleid.
Maar de SERV doet meer en is een actieve internationale partner. De SERV trad in het verleden vaak op als technische partner bij de opleidingen van de IAO rond sociaal overleg, neemt op geregelde tijdstippen deel aan Europese samenwerkings- of kennisuitwisselingsprojecten en ontvangt regelmatig internationale delegaties. De landen uit het Zuiden zijn voor de SERV prioritaire partnerlanden samen met de landen van Oost- en Centraal-Europa. In zijn internationale werking verliest de SERV de Noord-Zuid-problematiek niet uit het oog en samenwerking gebeurt in alle omstandigheden op gelijke voet met de buitenlandse partners. Tot slot zijn de focus op en rol van sociaal overleg in ontwikkelingssamenwerking en duurzame ontwikkeling van prioritair belang in de internationale werking van de SERV.
De stuurgroep en cel Internationale Relaties staan in voor de uitvoering van de internationale missie van de SERV.
In 2018 bracht de SERV 10 adviezen uit over het thema internationale relaties, allemaal niet-inhoudelijke adviezen. Het dagelijks bestuur van de SERV besliste immers eerder om niet langer adviezen te geven over de instemmingsdecreten voor internationale overeenkomsten. Enkel die van de Internationale Arbeidsorganisatie vormen een uitzondering.
Daarnaast werkte de SERV in 2018 verder aan zijn transnationaal ESF-project ‘Sociale partners in de digitale versnelling’ in. Het project werd officieel opgestart tijdens een kick-off meeting in Brussel op 22 februari 2018. Dit mutual-learning project met partnerorganisaties uit Frankrijk, Duitsland, Spanje en Tsjechië sluit aan bij het traject van de SERV om te komen tot een visie en beleidsaanbevelingen over de gevolgen van de digitalisering en robotisering op de Vlaamse economie en arbeidsmarkt. De focus ligt specifiek op de ervaringen in het buitenland. In 2018 werden twee buitenlandse ronde tafels met studiebezoek georganiseerd: te Dresden (over digital skills) en Praag (over de arbeidsmarkt), alsook een apart studiebezoek te Aken. In 2019 volgen nog twee ronde tafels over regionaal economisch beleid (Lyon) en de uitdagingen voor het sociaal overleg (Valencia).
Meer info op www.digitalfasttrack.eu
Op 22 februari organiseerde de SERV het kick-off event van het ESF-project ‘sociale partners in digitale versnelling’.
De studievoormiddag startte met een verwelkoming door SERV-voorzitter Hans Maertens. Peter Van Humbeeck en Tim Buyse van de SERV-studiedienst lichtten de SERV-werkzaamheden toe rond digitalisering. Na een korte pauze ging de volle aandacht naar Robert Went, econoom bij de Nederlandse Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, voor zijn keynote rond ‘Robots, artificiële intelligentie en de toekomst van werk’.
Onder de 80 aanwezigen waren er talrijke geïnteresseerden van de Vlaamse sociale partners, de Vlaamse administratie, de academische wereld en sectororganisaties. Ook de internationale partners in het ESF-project uit Tsjechië, Duitsland, Frankrijk en Spanje waren vertegenwoordigd.
De kwaliteit van lucht, water, bodem en natuur dragen bij tot een gezonde en aangename leefomgeving. Vlaanderen wil zich ook op dat vlak meten met de Europese economische topregio’s.
Binnen de SERV ligt de focus op milieudossiers met een belangrijke sociaal-economische impact zoals het klimaat- en luchtbeleid, het integraal waterbeleid, het materialenbeleid, het bodembeleid of het milieuvergunningenbeleid (VLAREM). Voor de meeste van deze milieudossiers werkt de SERV samen met de Minaraad en soms ook met de SALV en SARO. De SERV heeft ook heel wat expertise opgebouwd over strategische onderwerpen zoals duurzame ontwikkeling, transitiebeleid en milieubeleidsinstrumenten.
In 2018 bracht de SERV 20 adviezen uit over het thema omgevingsbeleid. De SERV bracht 1 keer een gezamenlijk advies met de Minaraad uit, 2 keer met Minaraad en SALV, 1 keer met Minaraad en SARO en 1 keer met Minaraad, SALV en SARO. De SERV ging op 9 adviesvragen niet inhoudelijk in omwille van selectiviteitsredenen. De SERV stuurde 2 adviesvragen door naar de Vlaamse Havencommissie en 1 naar de SALV om de vraag daar verder te behandelen.
Tot slot werkte de SERV-commissie Omgevingsbeleid mee aan het overkoepelend project Economie en arbeidsmarkt van de toekomst. De commissie werkte een visie op circulaire economie uit en bracht de barrières die de transitie hinderen in kaart.
De SERV, SARO, Minaraad en SALV vinden dat het instrumentendecreet onvoldoende afgestemd is op de doelstellingen van het Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en dat de budgettaire impact onduidelijk is. Ze onderschrijven de harmonisering van de compenserende vergoedingen en de koopplichten, maar zien onduidelijkheden in de berekening en voorwaarden van de eigenaars- en gebruikersvergoeding.
Ook bij de aanpassing van de planschade en planbatenregeling formuleren de raden bemerkingen. Ze zien potentieel in het instrument van convenant, maar hebben ernstige bedenkingen bij de wijze waarop het instrument 'convenant-contractbenadering' momenteel is uitgewerkt en vragen daarom het instrument in zijn huidige vorm niet in te voeren. De decretale verankering van een systeem van verhandelbare ontwikkelingsrechten is positief, maar diverse fundamentele elementen van het systeem moeten nog grondig worden onderzocht en uitgewerkt.
De Vlaamse Regering wil drinkwaterbedrijven toelaten het debiet van de levering te begrenzen, bijvoorbeeld bij abonnees die niet tijdig betalen. In het Waalse Gewest is al een gelijkaardige regeling van kracht. De SERV kant zich niet tegen het principe van debietsbeperking maar formuleert wel een aantal voorwaarden aan de concretisering ervan.
Zo vraagt de raad om debietsbeperking pas in te voeren wanneer de digitale slimme watermeters zijn uitgerold. Bovendien moet eerst een minimaal debiet vastgelegd worden en moet hierover een armoedetoets gebeuren.
De Vlaamse Regering wil werk maken van een versnelde asbestafbouw om Vlaanderen tegen 2040 asbestveilig te maken. Hoewel de productie en het gebruik van asbest al jaren verboden zijn, vormt het asbest dat nog in gebouwen verwerkt is een blijvend risico dat iedereen aangaat.
De SERV, de Minaraad en de SALV vinden de versnelde afbouw positief en formuleren in een gezamenlijk advies concrete aanbevelingen bij de voorgestelde beleidsaanpak zoals de inventarisatieplicht en de gefaseerde verwijderingsplicht van asbest. Zij steunen de geïntegreerde aanpak met andere beleidsdoelstellingen inzake klimaat en energie en wijzen op het belang van een goed sloopbeheer.
In een gemeenschappelijk advies vragen de SERV, de SARO en de Minaraad een grondige aanpassing van het ontwerp van decreet inzake de woonreservegebieden.
De raden wijzen op het belang van een volwaardig Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) met inbegrip van beleidskaders die de effectieve realisatie en onderlinge samenhang van de strategische doelstellingen bewaken. De raden willen dat de Vlaamse Regering hier dringend werk van maakt en vragen het ontwerp BRV voor te leggen voor advies.
Daarnaast vragen de raden aandacht voor het uittekenen van een volwaardige ruimtelijke visie omtrent wonen in Vlaanderen. Als basis van deze visie is een goede behoefteraming en herijking van de woondichtheden nodig. Verder dringen zij aan op een grondige juridische toetsing van het ontwerp van decreet en de verduidelijking van de voorziene procedure.
Vlaanderen kan alle talent gebruiken. Daarom moeten zoveel mogelijk kinderen, jongeren en volwassenen het best mogelijke onderwijs en de best mogelijke vorming genieten. Meer jongeren moeten het secundair onderwijs afronden met een kwalificatie en verder studeren, bijvoorbeeld in het volwassenenonderwijs, het hoger beroepsonderwijs of het hoger onderwijs. Meer mensen, uit alle lagen van de bevolking, moeten deelnemen aan levenslang en levensbreed leren. Meer bedrijven en sectoren werken aan competentieontwikkeling en/of voeren een strategisch competentiebeleid. Een lerende samenleving erkent competenties, waar en hoe ze ook verworven zijn.
Met deze doelstelling uit het Pact 2020 als kader formuleert de SERV adviezen die focussen op de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt en levenslang en levensbreed leren.
In 2018 bracht de SERV 20 adviezen uit over het thema onderwijs en vorming, waarvan 2 op eigen initiatief, 2 in samenwerking met de SERV-commissie Arbeidsmarkt en 1 in samenwerking met de SERV-commissie Sociale Bescherming. De SERV ging op 5 adviesvragen niet inhoudelijk in omwille van selectiviteitsredenen.
De SERV-commissie Onderwijs ondernam in september 2017 een tweedaagse studiereis naar Noordrijn-Westfalen over het thema Duaal Leren.
Tot slot werkte de SERV-commissie Onderwijs en Vorming mee aan het overkoepelend project Economie en arbeidsmarkt van de toekomst.
De raad onderschrijft, in het kader van levenslang leren en het ontwikkelen van een leercultuur, het belang van leerloopbaanbegeleiding. Leerloopbaanbegeleiding dient geleidelijk, structureel ingebouwd te worden, in bestaande instrumenten en/of dienstverlening.
De ‘Blauwdruk voor leerloopbaanbegeleiding in Vlaanderen en Brussel’ bevat een aantal belangrijke principes die behouden moeten blijven bij de verdere uitwerking ervan. Voor de raad zijn het informeren, begeleiden en ondersteunen van alle volwassenen met een informatie-, begeleidings- of ondersteuningsvraag op vlak van onderwijs, vorming en opleiding essentiële onderdelen van leerloopbaanbegeleiding. De raad ziet daarin een rol voor de VDAB, de Loopbaancentra, de Leerwinkels en de onderwijs- en opleidingsinstellingen.
De SERV vindt het zeer positief dat een denkoefening over duaal leren in het hoger onderwijs opgestart wordt. De raad levert in zijn advies bouwstenen voor verder overleg. Zo moet onderzocht worden op welke punten het duaal leren ook een grondslag kan vinden in het hoger onderwijs. Bovendien is een omschrijving en kader nodig dat ruimte voor maatwerk voorziet.
Sectoren en ondernemingen hebben een belangrijke medeverantwoordelijkheid voor het leertraject van studenten en moeten een belangrijke rol spelen in duaal leren in het hoger onderwijs. Kwaliteit en aantrekkelijkheid zijn belangrijk zodat het een eerste en bewuste keuze van studenten is die bijdraagt tot minder uitval en studievertraging. Het lijkt de raad zinvol dat duale proeftrajecten in het hoger onderwijs worden opgezet. De raad vraagt structureel overleg met alle stakeholders. Op relatief korte termijn is het voor de raad aangewezen dat graduaatsopleidingen (HBO5) omgevormd worden tot volwaardige duale opleidingen.
De aandacht voor de erkenning van verworven competenties (EVC) en een bijhorend kwaliteitstoezicht op basis van een gemeenschappelijk kwaliteitskader (GKK) is niet nieuw. De pauzeknop werd in dit dossier echter verschillende jaren ingedrukt. De SERV is dan ook zeer tevreden dat de draad terug opgenomen wordt.
De Vlaamse Regering beoogt met twee kaderdecreten een geïntegreerd beleid met impact. De SERV onderschrijft deze doelstelling ten volle, maar stelt de daadwerkelijke realisatie ervan in vraag. Er wordt nu enkel een algemeen kader vastgelegd waarop elk betrokken beleidsdomein de eigen aanpak moet enten. Differentiatie tussen beleidsdomeinen blijft dus mogelijk en wordt op een aantal cruciale punten zelfs in de hand gewerkt. In zijn advies schuift de SERV een negenpuntenprogramma voor echt geïntegreerd beleid mét maatschappelijke impact naar voren.
De SERV vindt het een goede zaak dat er na de wijzigingen aan de structuur nu ook nieuwe inhouden voorliggen voor het secundair onderwijs. De nieuwe onderwijsdoelen hebben meer aandacht voor STEM, digitale en transversale competenties. Een aantal competenties zoals loopbaancompetenties en sociaalrelationele vaardigheden kunnen nog beter uitgewerkt worden en mogelijks opgenomen worden in de basisgeletterdheid.
Omdat de eindtermen niet meer gekoppeld worden aan vakken, kunnen de onderwijsverstrekkers creatiever aan de slag met de onderwijsdoelen. De SERV meent dat de leerplannen voldoende ruimte moeten voorzien voor kruisbestuiving tussen verschillende leerinhouden. De bewegingsruimte van de leerkrachten mag echter niet worden beperkt door overladen leerplannen. Dit wordt de echte test voor de modernisering van de onderwijsdoelen.
Door de zesde staatshervorming kreeg Vlaanderen bijkomende bevoegdheden in het domein welzijn, gezondheid en sociale bescherming. Onder meer de kinderbijslag, de middelen van de tegemoetkoming hulp aan bejaarden en de middelen van de FCUD bieden Vlaanderen de kans om in combinatie met het bestaande welzijns- en gezondheidsbeleid een coherenter sociaal beschermingsbeleid uit te werken.
Het continentaal model van sociale bescherming en sociaal-economische ontwikkeling dat we kennen, betrekt de civiele maatschappij actief bij de uitwerking van het beleid. Dat betekent dat maatschappelijke objectieven niet louter door de markt of de overheid worden vastgelegd, maar dat ze via sociaal overleg tussen overheden, sociale partners en andere stakeholders tot stand komen. Het sociaal overleg, het paritair beheer en betrokkenheid van het middenveld bij de beleidsvoorbereiding en -uitvoering op het domein van de sociale bescherming zijn geen toevallige historische ontwikkelingen; ze vormen het kernelement van ons maatschappijmodel.
Met de SERV beschikken de Vlaamse sociale partners over het geëigende overlegforum om gezamenlijk een visie te ontwikkelen over de uittekening en uitvoering van de sociale bescherming in Vlaanderen.
In 2018 bracht de SERV 16 adviezen uit over het thema sociale bescherming waarvan 1 op eigen initiatief, 1 samen met de SERV-commissie Onderwijs en 1 samen met de SERV-commissie Arbeidsmarkt. De SERV ging op 4 adviesvragen niet- inhoudelijk in omwille van selectiviteitsredenen.
De SERV is tevreden met de duidelijke en brede visie van de Vlaamse Regering op residentiële ouderenzorg. Om het plan waar te maken vragen de sociale partners in de eerste plaats voldoende budgetten en werkbare jobs.
Door de vergrijzing zullen woonzorgcentra een steeds belangrijkere rol spelen als zorg- en leefgemeenschap voor ouderen. De huidige onderfinanciering zet een kwaliteitsvol aanbod onder druk. Zolang niet voldoende budgetten en personeel beschikbaar zijn, heeft het geen zin alternatieve financieringsmechanismen uit te rollen vindt de SERV.
Investeren in meer personeel met passende profielen moeten het werk in de rusthuizen meer werkbaar maken. Nu staan deze jobs onder druk en blijft de zorg aan ouderen beperkt tot het hoogstnoodzakelijke. Verder vinden de sociale partners dat de uitrol van de persoonsgebonden financiering pas kan na een grondige evaluatie van het rugzaksysteem in de gehandicaptensector.
Het steunpunt ter bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting brengt tweejaarlijks een verslag uit. Het verslag voor 2016-2017 focust op “burgerschap en armoede”.
Het verslag clustert zich rond drie pijlers: de gelijke toegang tot rechten, vrijheid in de uitoefening van rechten en het opnemen van verantwoordelijkheden in of ten aanzien van de samenleving. In de case die uitgewerkt wordt ligt de focus op het recht op een degelijke huisvesting.
In de afgelopen jaren besteedde ook de SERV in zijn advieswerk in uiteenlopende dossiers aandacht aan het belang van het (helpen) realiseren van de verschillende (grond)rechten van burgers.
Dit advies brengt thematisch voor de domeinen werk, welzijn, gezin, energie, beleid en bestuur een selectie van recente aanbevelingen van de SERV in herinnering die aansluiten bij de analyses en beleidsaanbevelingen van het verslag over burgerschap en armoede. De aanbevelingen van de SERV hier zijn dus niet nieuw en gaan meestal breder dan enkel personen in armoede. Ze focussen wel steeds op het realiseren van meer “burgerschap”.
De SERV vindt het positief dat de Vlaams Regering de krapte in zorg en welzijn wil aanpakken via een Actieplan 4.0. De voorgestelde meersporenaanpak die tegelijk de instroom, doorstroom, arbeidsorganisatie/werkbaar werk en retentie wil aanpakken is voor de SERV zeker de juiste invalshoek.
De uitdagingen in zorg en welzijn zijn echter groot: acties in de marge zullen niet volstaan om de krapte in deze sectoren aan te pakken. Daarom is het voor de sociale partners van cruciaal belang dat het actieplan voluit gedragen wordt door een brede Taskforce. Daarin werken de overheid en het middenveld samen vanuit gedeeld belang en waarden. Deze Taskforce moet een krachtig actieplan met impact opstellen en start hierbij vanuit een brede diagnose, met aandacht voor de realisaties uit vorige actieplannen en een financieel-technische analyse. Zo’n actieplan omvat duidelijke en samenhangende doelstellingen, acties en verantwoordelijkheden, vertrekkend vanuit de eigen Vlaamse bevoegdheden maar met aandacht voor verantwoordelijkheden op andere beleidsniveaus.
Voor de SERV is het cruciaal dat een globale visie en geïntegreerde aanpak van de krapte op de arbeidsmarkt wordt uitgewerkt.
De Stichting Innovatie & Arbeid maakt deel uit van de SERV en voert onderzoek uit in opdracht van en voor de Vlaamse sociale partners. De Stichting Innovatie & Arbeid werkt rond drie thematische clusters:
De Stichting vertrekt in haar onderzoek vanuit een praktijkgerichte benadering en werkt complementair aan het beleidsgericht onderzoek dat elders wordt uitgevoerd. De Stichting hecht veel belang aan de valorisatie van haar onderzoek. Deze valorisatie bestaat uit het toeleveren van informatie relevant voor het SERV-overleg en uit het verspreiden van de onderzoeksresultaten via de partners op het veld om zo bij te dragen tot concrete resultaten en toepassingen in de ondernemingen en organisaties en sectoren.
Projecten: de onderzoekers van de Stichting Innovatie & Arbeid werkten in 2018 aan 9 projecten.
De Stichting Innovatie & Arbeid wordt aangestuurd door de SERV.
In de SERV zetelen 10 vertegenwoordigers van de Vlaamse werkgeversorganisaties en 10 vertegenwoordigers van de Vlaamse werknemersorganisaties. Deze representatieve samenstelling geeft de SERV een stevige maatschappelijke verankering.
Voor de werkgevers gaat het om:
Voor de werknemers gaat het om:
Het dagelijks bestuur van de SERV bestaat uit een vertegenwoordiger van de Vlaamse sociale partners ABVV, ACV, ACLVB, UNIZO, Voka en Boerenbond. De administrateur-generaal en adjunct administrateur-generaal van de SERV zetelen met raadgevende stem. Het voorzitterschap wisselt jaarlijks tussen de vier grootste sociale partners. Elk jaar levert een andere partner (ACV-Voka-ABVV-UNIZO), volgens een beurtrol, respectievelijk voorzitter en ondervoorzitter aan het dagelijks bestuur. De voorzitter en ondervoorzitter komen nooit tegelijk uit de werkgevers- of werknemersgroep.
De projecten van de Stichting Innovatie & Arbeid over arbeidsmarkt en innovatie in ondernemingen en organisaties gaan over:
Om de drie jaar voert de Stichting Innovatie & Arbeid een enquête uit naar veranderingen in de productie of dienstverlening, nieuwe vormen van arbeidsorganisatie en innovatie in ondernemingen en organisaties in Vlaanderen. Deze Ondernemingsenquête (voorheen IOA-enquête) betreft een bevraging bij zowel kleine als grote bedrijven, social profit organisaties en overheidsinstellingen.
Arbeidsmarkt is een thema waarover de SERV ook beleidsadviezen uitbrengt en overleg organiseert.
Projecten: in 2018 werkten de onderzoekers aan 2 projecten over arbeid, organisatie en innovatieprocessen.
Inspirerende bedrijfspraktijken in de sectoren elektrotechniek, hout en voeding Met jobs en leertrajecten en leercultuur op maat bieden bedrijven jobkansen en doorgroeimogelijkheden aan kortergeschoolden en werknemers met een afstand tot de arbeidsmarkt. Dat blijkt uit een onderzoek van de Stichting Innovatie & Arbeid in 2017-2018 naar inclusieve leercultuur bij negen bedrijven uit de sectoren elektrotechniek, hout en voeding.
Kortgeschoolden hebben het niet altijd makkelijk op de arbeidsmarkt. Ze raken niet vanzelfsprekend aan een job of draaien niet vlot mee op de werkvloer. De Stichting Innovatie & Arbeid ging na hoe aangepaste trajecten en opleidingen in bedrijven hen helpen om hun positie te verbeteren en te versterken.
In negen ondernemingen werden de praktijken on de loep genomen: ATS Groep, Janssens Field Services, Tevean uit de sector electrotechniek, Kempa Products, Lenzo, Rodanar Pallets uit de houtsector en Kim’s Chocolates, Marine Harvest Pieters en Metagenics uit de voeding.
55% van de ondernemingen en organisaties in Vlaanderen met tien of meer werknemers is competentiegericht. Dat is een stuk beter dan in 2014, toen slechts 40% van de bedrijven en organisaties de ICO 2020-score (Indicator Competentiegerichte Ondernemingen) behaalde. De toename zet zich door in alle sectoren en zowel in kleine als grote bedrijven. Dat blijkt uit de Ondernemingsenquête van de SERV-Stichting Innovatie & Arbeid.
Als deze positieve evolutie aanhoudt, zal de doelstelling uit het Pact 2020 tussen Vlaamse Regering en sociale partners om bedrijven aan te zetten tot een meer strategisch competentiebeleid gehaald worden.
De projecten van de Stichting Innovatie & Arbeid over ondernemerschap, economie en innovatiebeleid hebben betrekking op verschillende aspecten van het bedrijfsleven, de economie en het Vlaams innovatiebeleid. Bij ondernemerschap gaat het niet alleen over het opstarten van een eigen zaak, maar ook over het continueren, groeien, herstarten ... binnen een brede waaier aan sectoren. In de projecten over het economisch beleid en het innovatiebeleid gaat bijzondere aandacht naar de afstemming tussen ondernemingen, kenniscentra en overheid.
Ondernemerschap, economie en innovatie zijn thema's waarover de SERV ook beleidsadviezen uitbrengt en overleg organiseert.
Projecten: in 2018 werkten de onderzoekers aan 4 projecten over ondernemerschap, economie en innovatiebeleid.
Duurzaam, energiezuinig en innovatief staan voor de vijf organisaties in functie van het bieden van een kwaliteitsvol antwoord op de behoeften van de zorgvragers, kwaliteit van de zorg staat centraal. De wijzigingen in de financiering van de zorg- en welzijnssector zorgen wel voor heel wat onzekerheden en doen organisaties zoeken naar alternatieve middelen voor hun bouwprojecten. Kostenefficiëntie is voor alle vijf het sleutelwoord.
De organisaties hebben oog voor alternatieven in aanbestedingen om duurzamer en energiezuinig te bouwen. Twee organisaties doen beroep op een energiedienstenbedrijf om betere energiebesparende infrastructuur te realiseren zonder eigen meerkosten. Van de sectororganisaties en van de overheid verwachten de organisaties steun voor deze alternatieven.
In de casestudies gaat speciale aandacht naar de triggers en naar de drempels bij het realiseren van innovatieve energie-oplossingen en bijna energieneutraal bouwen (BEN).
Het aantal ondernemers met een arbeidshandicap neemt de laatste jaren toe. Vooral de vrijheid, flexibiliteit van werkuren en het zelf kunnen kiezen van de werkplek maken het starten met een eigen zaak aantrekkelijk. Toch stoten (startende) ondernemers met een arbeidshandicap nog op veel drempels. Dat blijkt uit een bevraging van de Stichting Innovatie & Arbeid. Een lening en verzekering krijgen loopt vaak moeilijk voor mensen met een arbeidshandicap. Verder vinden zij moeizaam de juiste informatie, hulp en ondersteuning. Een centraal informatiepunt voor ondernemers met een arbeidshandicap moet hen beter de weg wijzen.
De projecten van de Stichting Innovatie & Arbeid over werkbaar werk zijn grotendeels opgebouwd rond de driejaarlijkse werkbaarheidsmonitor, waar de werkbaarheid gemeten wordt bij werknemers en zelfstandigen. Er zijn ook verschillende projecten waarbij de focus ligt op de vraag hoe de werkbaarheid kan verbeterd worden..
De databank van de werkbaarheidsmetingen is beschikbaar voor bijkomend wetenschappelijk onderzoek.
Arbeidsmarkt is een thema waarover de SERV ook beleidsadviezen uitbrengt en overleg organiseert.
Projecten: in 2018 werkten de onderzoekers aan 3 projecten over werkbaar werk en langere loopbanen.
Ongeveer zes op de tien werknemers en iets meer dan zeven op de tien zelfstandige ondernemers van veertig jaar of ouder, vinden het haalbaar om hun huidige job tot het pensioen verder te zetten. Vooral in het onderwijs en de horeca hebben mensen het daar moeilijk mee. Bij de zelfstandige ondernemers is dat aandeel over het laatste decennium stabiel gebleven. Bij de werknemers is dat na 2010 vrij sterk gedaald.
In de werkbaarheidsenquête van de Stichting Innovatie & Arbeid wordt sinds 2007 gepeild naar de haalbaarheid om tot het pensioen door te werken. De vraag die gesteld wordt is “Denkt u in staat te zijn om uw huidige job voort te zetten tot uw pensioen?” Respondenten die een negatief antwoord geven krijgen als bijkomende vraag “Zou aangepast werk (lichter werk, deeltijds werk…) u wel in staat stellen tot uw pensioen te werken”?
Bij de werknemers (40+) is het aandeel dat positief reageert tussen 2010 en 2016 gedaald van 71,5% tot 59,6% (figuur 1). Dat betekent dat vandaag ongeveer één op de vier werknemers (40+) het doorwerken tot het pensioen als een onhaalbare kaart inschat. Wel nuanceert de overgrote meerderheid van deze groep het negatief antwoord, met de verduidelijking dat een aanpassing van het werk (minder belastend werk, deeltijds werk…) soelaas zou kunnen bieden om toch tot de pensioenleeftijd te kunnen werken. Van alle werknemers (40+) stelt 36,2% dat doorwerken wel mogelijk zou zijn indien het werk aangepast wordt.
Bij de zelfstandige ondernemers (40+) is het aandeel dat positief antwoordt (iets meer dan 70%) vrij stabiel gebleven over de laatste tien jaar. Verder zien we een gelijkaardig beeld waarbij een grote meerderheid van de ‘nee-antwoorders’ aangeven dat aanpassing van het werk het toch wel haalbaar zou maken om door te werken. Van alle zelfstandige ondernemers (40+) geeft een kwart aan dat het haalbaar is om door te werken indien de werksituatie aangepast kan worden.
Op basis van de grootschalige driejaarlijkse werkbaarheidsmeting bij 12.000 werknemers en 2.700 zelfstandige ondernemers brengt de SERV-Stichting Innovatie & Arbeid nieuwe cijfers uit over acute psychische vermoeidheid in Vlaanderen (meting 2016). Acute psychische vermoeidheid kan na verloop van tijd leiden tot afwezigheid op het werk door burn-out.
12% van de Vlaamse werknemers (= 280.000) en 11% van de zelfstandige ondernemers (= 40.000) hebben last van acute psychische vermoeidheidsproblemen. Ze zijn wel aan het werk, maar de hoge werkdruk, emotionele belasting, gebrek aan autonomie en/of flexibiliteit maken dat ze minder goed functioneren. Ze zijn regelmatiger ziek, overwegen sneller van werk te veranderen en vrezen niet te kunnen doorwerken tot aan hun pensioen. Uiteindelijk kunnen deze klachten een burn-out veroorzaken.
Beroepsgroepen zoals onderwijspersoneel, kortgeschoolde arbeiders en (midden)kaders kampen meer dan andere werknemers met dergelijke klachten. Een beleid van werkstresspreventie en re-integratie kan voor werknemers, werkgevers en zelfstandige ondernemers het verschil maken.
Een werkbare job of niet? Veel hangt af van de leiderschapsstijl van de directe leidinggevende. Met een coachende leidinggevende heeft 57% van de werknemers in Vlaanderen werkbaar werk. Zij hebben een boeiende en motiverende job die kansen biedt op bijleren, waarvan ze niet overspannen of ziek worden en voldoende ruimte laat voor gezin en privéleven. Krijgen werknemers onvoldoende ondersteuning, dan zakt de werkbaarheidsgraad tot 18%. De leidinggevende kan dus echt het verschil maken.
Het goede nieuws is dat vijf op de zes werknemers in Vlaanderen een goede coach als directe leidinggevende hebben. Voor één op de zes werknemers ligt dat anders. Ze krijgen weinig of geen ondersteuning en daardoor lopen de werkbaarheidsproblemen snel op. Zo hebben ze drie keer meer risico op motivatieproblemen en leertekorten en dubbel zoveel risico op werkstressklachten en onevenwicht in de werk-privébalans.
Op basis van de grootschalige driejaarlijkse werkbaarheidsmeting bij 12.000 werknemers brengt de SERV-Stichting Innovatie & Arbeid nieuwe cijfers uit over grensoverschrijdend gedrag op het werk in Vlaanderen (meting 2016). Grensoverschrijdend gedrag heeft een impact op het welzijn en de gezondheid van werknemers. Het kan gaan over lichamelijk geweld, ongewenst seksueel gedrag, pesterijen of intimidatie/bedreiging
In de werkbaarheidsmeting van 2016 gaven 500.000 of één op de vijf werknemers aan het slachtoffer te zijn geweest van grensoverschrijdend gedrag op het werk. Het gaat in de eerste plaats over intimidatie of bedreiging (16%) en pestgedrag (9%). Lichamelijk geweld en ongewenst seksueel gedrag komen minder voor maar treffen toch respectievelijk 5% en 2,5% van de werknemers. Vooral medewerkers in de zorgsector ondervinden problemen. 39% wordt geconfronteerd met één of meer vormen van grensoverschrijdend gedrag. In het onderwijs is dat bijna 24%. Tegenover de vorige meting in 2013 zijn er geen significante veranderingen.
Meer dan andere werknemers worden mensen met een arbeidshandicap in hun job geconfronteerd met werkstress, motivatieproblemen, een gebrek aan leermogelijkheden of problemen om werk en privé in balans te houden. Dat blijkt uit het onderzoeksrapport van de Stichting Innovatie & Arbeid die om de drie jaar de kwaliteit van de jobs in Vlaanderen in kaart brengt.
Amper 21,2% van de werknemers met een zware arbeidshandicap heeft een werkbare job. Bij werknemers met een beperkte arbeidshandicap is dat 36,2%, voor werknemers zonder arbeidshandicap 54,7%. Het aandeel van de werknemers met een zware arbeidshandicap dat kampt met werkstressproblemen of motivatieproblemen is dubbel zo hoog als bij werknemers zonder arbeidshandicap. Voor leermogelijkheden en werk-privébalans is het contrast nog sterker. Ook de jobs van de werknemers met een beperkte arbeidshandicap scoren duidelijk problematischer dan deze van hun collega's zonder arbeidshandicap.
Steeds meer mensen zijn op zoek naar een andere job leert de werkbaarheidsmonitor 2016. Een hoog personeelsverloop vormt ‐ zeker op een krappe arbeidsmarkt ‐ een belangrijke kopzorg voor bedrijven en HR-verantwoordelijken.
Onderzoek van de Stichting Innovatie & Arbeid wijst uit dat vooral demotivatie en een gebrek aan werkplezier het risico op een hoge verloopintentie doen toenemen. Maar ook onvoldoende leer- of ontwikkelingsmogelijkheden in de job, werkstressklachten of werk-privécombinatieproblemen spelen een rol in de beslissing om van job te veranderen. Inzetten op werkbaar werk lijkt daarmee de sleutel voor bedrijven die hun werknemers willen behouden. Lees meer
De Stichting Innovatie & Arbeid hecht veel belang aan een brede valorisatie van haar onderzoek. De valorisatie-activiteiten concentreren zich rond werkbaar werk, maar ook de andere onderzoeksthema’s komen regelmatig aan bod.
In het totaal telde de Stichting in 2018 zo’n 70 vormingsactiviteiten, waarbij ca. 1.500 personen betrokken waren.
Een greep uit de thema’s die aan bod kwamen: over werkbaar werk werd vorming georganiseerd voor o.a. de personeelsdienst van de politie, vakbondsafgevaardigden, preventieadviseurs en studenten. Het thema competentiemanagement kwam aan bod in een zestal sessies bij Voka-Antwerpen en Limburg. Daarnaast werd het teamspel begeleid in woonzorgcentra. Ook over uitzendarbeid en flexibiliteit werden vormingsinitiatieven opgezet. Het thema digitalisering is nieuw in het aanbod van de Stichting.
Voor de derde keer organiseerde de Stichting een Zuurstofdag voor de vormingswerkers en de diversiteitsconsulenten van de vakbonden.
Op Sinterklaasdag organiseerde de Stichting Innovatie & Arbeid haar derde Zuurstofdag voor vormingswerkers en diversiteitsconsulenten van de drie vakbonden, ABVV, ACLVB en ACV. 60 deelnemers stonden stil bij thema's die het sociaal overleg kunnen versterken.
Via workshops raakten de deelnemers vertrouwd met nieuw onderzoeksmateriaal van de Stichting en bekeken ze hoe zij dit in hun vormingsaanbod kunnen verwerken.
Daarnaast stond Siegfried Desmalines van Logos stil bij innovaties in de logistieke sector. Peter Vandeveire van VormDC focuste op werkbaar werk in de dienstenchequesbedrijven. Wouter Verdonck van het Europees Sociaal Fonds legde uit hoe het agentschap werkt en via projectcalls werk maakt van werkbaar werk en duurzame loopbanen.
Deze derde editie van de Zuurstofdag was een leerrijke en inspirerende dag voor de aanwezige vormingswerkers en diversiteitsconsulenten.
Afspraak voor de vierde Zuurstofdag op donderdag 5 december 2019.
Met de Commissie Diversiteit geeft de SERV een stem aan groepen die niet op evenredige wijze participeren aan het sociaal-economisch leven.
De Commissie Diversiteit is paritair samengesteld. Naast de vertegenwoordigers van de representatieve organisaties uit de SERV zijn er vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van de kansengroepen (Gebruikersoverleg Handicap en Arbeid en het Minderhedenforum). Binnen de Commissie Diversiteit werken ze samen en adviseren over de evenredige arbeidsdeelname van kansengroepen, diversiteit en gelijke behandeling. De kracht van de Commissie Diversiteit is dat ze sterk inzet op adviezen op eigen initiatief.
Adviesvragen: de Commissie Diversiteit ontving in 2018 4 adviesvragen van minister Homans.
Advies op eigen initiatief: naast de adviezen op vraag, werkt de Commissie Diversiteit proactief en brengt de commissie een aantal adviezen op eigen initiatief uit. In 2018 bracht de Commissie Diversiteit 4 adviezen uit op eigen initiatief.
Raadszittingen: de commissie kwam 11 keer samen in 2018. Het dagelijks bestuur kwam 2 keer bijeen en de raad van de Commissie Diversiteit kwamen in 2018 1 keer bijeen.
Andere initiatieven: naar aanleiding van nieuwe cijfers van de stads- en gemeentemonitor organiseerde de commissie in juni 2018 een SERV-academie over diversiteit op de werkplek bij lokale besturen. In december 2018 bracht de commissie tijdens een open raad diverse stakeholders bij elkaar over hoe een outreachende aanpak laaggeschoolde vrouwen met een migratie-achtergrond kan begeleiden en toeleiden naar werk.
Laaggeschoolde vrouwen met een migratie-achtergrond zijn bijzonder weinig aanwezig op de Vlaamse arbeidsmarkt. Slechts één op de drie (35%) vrouwen geboren buiten de EU15 is aan het werk. Daarmee scoort Vlaanderen zeer slecht tegenover andere Europese regio’s en landen. 18% is werkloos en ruim de helft (57%) staat niet bij VDAB ingeschreven. Vlaanderen laat zo een groot arbeidspotentieel liggen. In het onderwijs kennen zij een moeilijkere start met veel schoolse achterstand en vroegtijdig schoolverlaten (4% bij Belgen, 10% bij EU15 en 18% bij niet EU15) waardoor veel jonge migrantenmeisjes moeilijker doorstromen naar de arbeidsmarkt. Door zowel in te zetten op onderwijs en werk wil de Commissie Diversiteit grote stappen vooruit zetten om migrantenmeisjes beter op te leiden en meer migrantenvrouwen aan de slag te krijgen.
De Commissie Diversiteit hecht veel belang aan werkbaar werk voor personen met een arbeidshandicap. Het kan hun instroom op de arbeidsmarkt verbeteren en vroegtijdige uitstroom voorkomen. Maar zowel de werkbaarheids- als de werkzaamheidsgraad ligt bij personen met een arbeidshandicap lager dan bij personen zonder arbeidshandicap. Hier is nog heel wat ruimte voor verbetering. Bovendien stijgt het aandeel werknemers met een arbeidshandicap naarmate de leeftijd toeneemt. Om de pact 2020-doelstelling ‘meer mensen aan de slag, in gemiddeld langere loopbanen en meer werkbare jobs’ te kunnen realiseren, is het dus belangrijk om in te zetten op werkbaar werk voor deze groep.
Het aantal ondernemers met een arbeidshandicap neemt de laatste jaren toe. Vooral de vrijheid, flexibiliteit van werkuren en het zelf kunnen kiezen van de werkplek maken het starten met een eigen zaak aantrekkelijk. Toch stoten (startende) ondernemers met een arbeidshandicap nog op veel drempels. Dat blijkt uit een bevraging van de Stichting Innovatie & Arbeid. Een lening en verzekering krijgen loopt vaak moeilijk voor mensen met een arbeidshandicap. Verder vinden zij moeizaam de juiste informatie, hulp en ondersteuning. Een centraal informatiepunt voor ondernemers met een arbeidshandicap moet hen beter de weg wijzen.
Elk jaar maakt de dienst Diversiteitsbeleid van de Vlaamse overheid een Gelijkekansen- en diversiteitsplan op over het overheidspersoneel. De Commissie Diversiteit ziet duidelijk verbeteringen. Zo worden voor personen van buitenlandse herkomst de streefcijfers voor stages en studentenjobs bereikt en is er in studentenjobs voor personen met een handicap of chronische ziekte een grote inhaalbeweging gemaakt. Op andere domeinen kan het zeker nog beter. Daarom moeten alle entiteiten, ook de minst goede leerlingen van de klas, geënthousiasmeerd worden om te werken rond diversiteit.
De Commissie Diversiteit is paritair samengesteld. Naast de vertegenwoordigers van de representatieve organisaties uit de SERV zijn er toegevoegde leden, namelijk de vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van de kansengroepen. In de Commissie Diversiteit is één werkgroep actief die zich zowel over de doelgroep personen van allochtone afkomst buigt als over de doelgroep personen met een arbeidshandicap.
Vertegenwoordigers van de werknemers
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Vertegenwoordigers van de representatieve kansengroepen
Vertegenwoordigers van de werknemers
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Vertegenwoordigers van de representatieve kansengroepen
De Adviescommissie voor Economische Migratie volgt de maatschappelijke ontwikkelingen op het vlak van economische migratie en detecteert eventuele knelpunten zodat de immigratie van werknemers en zelfstandigen onder de beste omstandigheden kan verlopen. Op verzoek van de Vlaamse Regering of uit eigen beweging verstrekt de commissie advies over de sociale, economische en administratieve problemen rond tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten en de zelfstandige beroepsactiviteit van vreemdelingen..
In de Adviescommissie voor Economische Migratie zetelen de sociale partners. Zij worden bijgestaan door vertegenwoordigers van het Departement Werk en Sociale Economie, het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie, VDAB en de staatssecretaris voor Asiel en Migratie die een raadgevende stem hebben.
De Adviescommissie Economische Migratie bracht in 2018 vier adviezen uit.
Het au pair-systeem is in de eerste plaats bedoeld als een culturele uitwisselingsmogelijkheid voor jongeren. De praktijk is echter anders. Het au pair-‘statuut’ wordt op grote schaal misbruikt. Op vraag van het Vlaams Parlement geven de sociale partners een advies om deze scheefgegroeide situatie eindelijk op te lossen.
De SERV stelt een drietrapsoplossing voor. Zo willen ze au pairs dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden geven als inwonend huispersoneel. Verder kan de tewerkstelling beter via een uitzendbureau verlopen. Tot slot vraagt de SERV een verplicht en afdwingbaar cultureel opleidingsprogramma voor au pairs.
De sociale partners hechten veel belang aan een goed economisch migratiebeleid om de krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken. Vlaanderen moet hierin een voortrekkersrol spelen. De partners zijn verheugd dat de minister dit opneemt.
Het ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering behoudt de ‘concentrische’ aanpak van arbeidsmigratie: eerst de Vlaamse arbeidsmarkt, dan de Belgische, dan de Europese en ten slotte de internationale. De sociale partners blijven aandringen op scholingskansen en loopbaanbegeleiding en -oriëntering voor alle werknemers en werkzoekenden.
Vertegenwoordigers van de werknemers
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Vertegenwoordigers
Vertegenwoordigers van de werknemers
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Vertegenwoordigers
De Vlaamse Havencommissie (VHC) heeft een advies- en aanbevelingsopdracht en een informatie- en studieopdracht.
De Vlaamse Havencommissie adviseert de Vlaamse Regering over het Vlaamse havenbeleid. De VHC formuleert adviezen en aanbevelingen en voert studies uit op eigen initiatief of op vraag van de Vlaamse Regering of het Vlaams Parlement. De algemene adviezen en aanbevelingen hebben betrekking op het uitwerken van algemene beleidsobjectieven voor de infrastructuur en exploitatie van de havens. De VHC kan algemene voorstellen doen over de concurrentievoorwaarden tussen havens en de bevordering van samenwerking tussen de havens en het beleid. De VHC kan ook aanbevelingen formuleren over hinterlandverbindingen en interregionaal en internationaal overleg over zeehavenbeleid.
De VHC adviseert over projecten die in de havens worden gerealiseerd en waarvoor de Vlaamse overheid subsidie verleent of (mede-)investeerder is. De minister is uitdrukkelijk gebonden om aan de VHC advies te vragen over de projecten met een totale investeringskost van ten minste 10 miljoen euro.
Het VHC-secretariaat vervult autonoom de algemene informatieopdracht van de VHC. Dit omvat onder meer de jaarlijkse publicatie van een jaaroverzicht Vlaamse havens. Daarnaast kan de VHC ook opdrachten geven aan externen, bijvoorbeeld studiebureaus, om één of meerdere aspecten van een havenrelevant probleem te onderzoeken.
Adviesvragen: de Vlaamse Havencommissie ontving in 2018 1 adviesvraag van minister Weyts en 2 adviesvragen van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken.
Andere initiatieven: de Vlaamse Havencommissie bracht zoals elk jaar een publicatie uit over de feiten, statistieken en indicatoren van de Vlaamse havens. Daarnaast bracht de VHC vier keer kwartaalcijfers over de maritieme trafiek van de Vlaamse havens via de e-nieuwsbrief uit.
Het rapport De Vlaamse havens - Feiten, statistieken en indicatoren 2017 zet de belangrijkste gebeurtenissen en statistische gegevens in en over de Vlaamse havens op een rij.
De Vlaamse Havencommissie bestaat uit vier groepen leden : acht vertegenwoordigers van de Vlaamse werkgeversorganisaties, acht vertegenwoordigers van de Vlaamse werknemersorganisaties, één vertegenwoordiger van respectievelijk de binnenscheepvaart, het wegtransport en het spoorvervoer, elf vertegenwoordigers van de Vlaamse havens (Antwerpen heeft vijf vertegenwoordigers; Zeebrugge, Oostende en North Sea Port (haven Gent) hebben telkens twee vertegenwoordigers). In het dagelijks bestuur zetelen een vertegenwoordiger van elke haven en van de vier grote Vlaamse sociale partners. De voorzitter is een onafhankelijke deskundige.
Vertegenwoordigers van de werknemers
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Vertegenwoordigers van de havenbesturen
Vertegenwoordigers van instellingen op het vlak van wegvervoer
Vertegenwoordigers van instellingen op het vlak van spoorvervoer
Vertegenwoordigers van instellingen op het vlak van binnenscheepvaart
Vertegenwoordigers van de werknemers
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Vertegenwoordigers van de havenbesturen
Vertegenwoordigers van instellingen op het vlak van wegvervoer
Vertegenwoordigers van instellingen op het vlak van spoorvervoer
Vertegenwoordigers van instellingen op het vlak van binnenscheepvaart
Het Pendelfonds is sinds 2007 operationeel in het kader van het Pendelplan. Het Pendelfonds ondersteunt acties die ondernemingen of instellingen en organisaties opzetten voor een duurzamer woon-werkverkeer. Binnen de SERV functioneert een begeleidingscommissie die de bevoegde minister adviseert over de ingediende projecten en over de opvolging van de goedgekeurde projecten. De sociale partners hebben in deze commissie een doorslaggevende stem.
Lancering elfde oproep: op 29 december 2017 lanceerde Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken Weyts de elfde Pendelfondsoproep met een beschikbaar budget van 3,2 miljoen euro. Bedrijven konden tot en met 16 april 2018 een Pendelfondsdossier indienen. In totaal zijn er 150 pendelfondsdossiers ingediend tijdens de elfde Pendelfondsoproep.
Wat vooraf ging: in hun brief van 25 januari 2018 stelden de sociale partners van de begeleidingscommissie dat zij tevreden waren dat de thematische focus van de elfde oproep nauw aansluit bij het voorstel dat zij formuleerden in hun advies van 20 oktober 2016. Zij betreurden wel dat de praktische uitwerking gebeurde zonder het gevraagde strategische vooroverleg en dat veel van de aangehaalde pijnpunten van de tiende oproep niet konden worden opgelost voor deze elfde oproep.
Op 2 maart 2018 kwamen de sociale partners van de begeleidingscommissie, de provinciale mobiliteitspunten en het departement MOW samen om de adviesprocedure af te spreken voor de elfde Pendelfondsoproep.
Beoordeling projecten: de begeleidingscommissie kwam op 12 juni 2018 bijeen om haar advies te geven over de 150 projectdossiers die werden ingediend in de elfde oproep. Uit de 150 ingediende dossiers heeft ze 118 projecten weerhouden die een positief advies kregen. Het eindadvies werd op 15 juni 2018 overgemaakt aan minister Weyts.
Focus oproep: op 19 maart 2018 maakten de sociale partners van de begeleidingscommissie minister Weyts een voorstel over met strategische focussen voor de volgende Pendelfondsoproepen. Op 8 mei 2018 ging de begeleidingscommissie hierover in debat met het kabinet van minister Weyts.
Op het overleg van 8 mei 2018 vernam de begeleidingscommissie dat minister Weyts nog voor de zomer een twaalfde oproep wil lanceren met focus op de fiets. De sociale partners gaven in hun brief van 18 mei 2018 aan dat zij het betreurden dat de twaalfde oproep zal gelanceerd worden zonder overleg en volgens de huidige achterhaalde werkwijze. Zij formuleerden ook ernstige twijfels over de beleidsrelevantie van de twaalfde oproep omdat de impact van het toekennen van fietsvergoedingen op de modal shift nog niet is bewezen.
De sociale partners gaven op de begeleidingscommissie van 12 juni 2018 aan dat zij niet meer wensen betrokken te worden bij de eindevaluatie van de twaalfde oproep.
Lancering twaalfde oproep de twaalfde oproep werd gelanceerd op 10 juli 2018. De provinciale mobiliteitspunten en het departement MOW beoordeelden de ingediende projecten.
De lopende projecten leggen jaarlijks een opvolgingsrapport voor waarover de begeleidingscommissie de minister adviseert. De minister beslist vervolgens over het verdere gebruik en verspreiding van deze adviezen.
In 2018 werden 32 adviezen opgemaakt en aan de minister bezorgd, waaronder 8 adviezen van projecten die de volledige duur van vier jaar hadden doorlopen.
Vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties
Vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties
Vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering
Vertegenwoordiger van de afdeling Beleid, Mobiliteit en Verkeersveiligheid van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken
Vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties
Vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties
De ondersteuning van de begeleidingscommissie wordt tijdelijk waargenomen door het secretariaat van de Mobiliteitsraad.
Drupal 8: in de loop van 2018 werden alle overgebleven onderdelen van de website overgezet naar Drupal 8 (o.a. datatool werkbaar werk). De Drupal 8-website verzekert een goede performantie en technische onderbouw en een mobile first approach. Verder ontwikkelden we een nieuwe zoekfunctie die het zoeken met facetten toelaat en dus betere, gerichtere zoekresultaten aan de gebruiker aanbiedt.
Anysufer: het Anysurferlogo dat we einde 2017 behaalden, bleef in 2018 gelden. Dit kwaliteitslabel garandeert dat onze website voor iedereen toegankelijk is, ook voor mensen met een functiebeperking. Slechtzienden, blinden en ouderen ervaren online het vaakst problemen, maar AnySurfer bewaakt ook de toegankelijkheid voor internetgebruikers met motorische en auditieve beperkingen. Met het behalen van het label voldoen onze websites ook aan de vereisten in het kader van het Toegankelijk Web-project van de Vlaamse overheid. Meer info over het label vind je op anysurfer.be.
GDPR-proof: de SERV hecht veel belang aan de bescherming van persoonsgegevens en houdt zich aan de wet- en regelgeving waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (GDPR). Sinds de start van de GDPR in mei 2018, vind je een privacyverklaring en toelichting bij het cookiebeleid op de website. Hierin geeft de SERV heldere informatie over hoe de organisatie omgaat met persoonsgegevens als je bv. een vraag stelt via het webformulier of inschrijft voor een evenement. De SERV doet er alles aan om jouw privacy te waarborgen en gaat daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Concreet betekent dit dat we:
Bezoekers en downloads: de SERV-website werd in 2018 in totaal 123.751 keer geraadpleegd door in totaal 86.471 externe bezoekers. Dat is goed voor in totaal 298.322 paginaweergaven.
raadplegingen |
bezoekers |
paginaweergaven |
De SERV verstuurt regelmatig een elektronische nieuwsbrief over zijn activiteiten. In 2018 verstuurden we 37 nieuwsbrieven naar 4439 abonnees.
De open rate van de nieuwsbrieven ligt boven de benchmark van overheidsnieuwsbrieven (26,15%) bij Mailchimp. De click rate waarbij abonnees verder klikken onder het nieuwsitem naar meer info op de website is ook beter dan de benchmark van overheidsnieuwsbrieven (3,6%).
Nieuwsbrieven
SERV |
Stichting Innovatie & Arbeid |
VHC |
Abonnees
SERV |
Stichting Innovatie & Arbeid |
VHC |
In 2018 zette de SERV sterker in op sociale media. Het jaarverslag 2017 werd gepromoot met twee filmpjes op sociale media, inclusief een advertentiecampagne. Ook het actieplan digitalisering werd via een filmpje op sociale media bekend gemaakt.
@SERV |
berichten |
volgers |
company SERV |
berichten |
volgers |
De SERV verstuurde in 2018 15 persberichten. De SERV had regelmatig contact met een bepaald medium (VRT, De Standaard, De Tijd, Het Nieuwsblad) bij de bekendmaking van een nieuw advies of rapport.
De activiteiten van de SERV gaven aanleiding tot 130 artikels in dagbladen. Daarnaast komen persberichten ook vaak terecht op vak- en nieuwswebsites.
Persberichten
SERV |
Stichting Innovatie & Arbeid |
Commissie Diversiteit |
Op donderdag 19 april organiseerde de SERV een SERV-academie over het thema diversiteit op de werkplek bij lokale besturen. Na een inleiding door Hans Maertens gaf Jo Noppe een overzicht van de tewerkstelling van personen met een migratie-achtergrond bij lokale besturen op basis van nieuwe cijfers van de stads- en gemeentemonitor, gevolgd door een toelichting van het advies van de Commissie Diversiteit over de tewerkstelling van kansengroepen bij lokale besturen door Liselotte Hedebouw. De SERV-academie werd afgesloten met een panelgesprek.
Vijfentwintig jaar geleden sloten de Vlaamse Regering en de Vlaamse sociale partners het eerste Vlaamse werkgelegenheidsakkoord. Nadien volgden nog andere brede werkgelegenheidsakkoorden en specifieke thema-akkoorden zoals het 50+ akkoord of de competentieagenda. Er waren ook akkoorden over economische thema’s en de energiekosten en akkoorden met een lange termijnvisie zoals het Pact van Vilvoorde, het Pact 2020.
Op 25 jaar tijd staat de teller op 34. De jongste akkoorden in de rij gaan over opleidingsincentives en werkbaar werk. Akkoorden over digitalisering en circulaire economie zitten in de pijplijn. Hiermee willen de sociale partners een antwoord bieden op de huidige én toekomstige uitdagingen. Kortom: het Vlaams sociaal overleg werkt!
Op woensdag 4 juli 2018 vierde de SERV 25 jaar werkgelegenheidsakkoorden, samen met de vele spelers van toen en nu. Tijdens de viering gaven Vlaams minister-president Geert Bourgeois, gedelegeerd bestuurder van VDAB Fons Leroy en SERV-voorzitter Hans Maertens een toespraak.
Consumenten en investeerders vinden het belangrijk dat bedrijven zorg dragen voor het milieu en mensenrechten respecteren. Maar hoe kom je als bedrijf te weten of je leveranciers correct zijn en alle grondstoffen op een verantwoordelijke manier zijn verworven? Er is nood aan meer transparantie.
Vlaams minister-president Geert Bourgeois organiseerde samen met de Vlaamse Overheid en de SERV een conferentie over de rol die nieuwe technologieën zoals blockchain en artificiële intelligentie kunnen spelen in de verbetering van transparantie binnen de toeleveringsketen. In het publiek zaten zowel bedrijfsleiders en beleidsmakers als mensen uit het middenveld.
Op maandag 17 december hield de SERV een academie over de Europese pijler van sociale rechten en de betekenis ervan voor Vlaanderen, de Vlaamse sociale partners en de Vlaamse sociale bescherming.
Dertien maanden geleden ondertekenden de Europese regeringsleiders in het Zweedse Gotenburg de Europese pijler van sociale rechten. Hierin legden ze de sociale EU-uitgangspunten vast waarnaar alle landen in hun nationale beleid zouden moeten streven. De twintig beginselen voor het ondersteunen van eerlijke en goed functionerende arbeidsmarkten en welvaartsstaten moeten als kompas dienen voor het beleid van de lidstaten en Europese instellingen. Het gaat bv. over het recht op onderwijs en loopbaanbegeleiding, gelijke kansen, faire lonen, sociale dialoog, huisvesting en pensioenen.
De Vlaamse sociale partners hebben een speciale band met het VRT-programma De Markt (cf. vroegere derden programma’s voor vakbonden en werkgeversorganisaties gingen op in dit sociaal-economisch programma). De sociale partners zijn ook regelmatig te gast in De Markt en soms komt ook een dossier van de SERV aan bod in het programma.
We geven een overzicht van de thema’s van de uitzendingen in 2018.
De SERV volgt de wettelijke bepalingen over de openbaarheid van bestuursdocumenten die gelden voor de diensten, instellingen en rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest.
Dat betekent onder meer dat de SERV aan ieder natuurlijk persoon, rechtspersoon of groepering ervan die erom verzoekt, de gevraagde bestuursdocumenten openbaar maakt door er inzage in te verlenen, er uitleg over te verschaffen of er een afschrift van te overhandigen. Deze verplichting geldt niet als de aanvraag betrekking heeft op bestuursdocumenten die niet af of onvolledig zijn. In praktijk worden vrijwel alle beslissingen van de SERV gepubliceerd via zijn website en worden ze dus actief openbaar gemaakt.
In 2018 ontving de SERV geen aanvragen tot openbaarmaking van bestuursdocumenten.
De SERV ontving geen klachten in 2018.
De collectie van het documentatiecentrum van de SERV zoekt zoveel mogelijk aansluiting bij de inhoudelijke dossiers, de noden en de planning van de SERV(-entiteiten).
Het SERV-documentatiecentrum maakt deel uit van het LIBIS-bibliotheeknetwerk. Door een overeenkomst tussen LIBIS en de bibliotheek Kanselarij en Bestuur van de Vlaamse overheid worden de Vlaamse overheidspublicaties uit het Vlaamse e-depot ingeladen in LIBIS. Via de zoekinterface LIMO zijn de publicaties full tekst raadpleegbaar. Op die manier genieten ook de SERV-publicaties een ruimere bekendheid.
Het documentatiecentrum bezit eind 2018:
Het documentatiecentrum ondersteunt in de eerste plaats de interne werking maar ook externen. De bezoekers zijn vooral SERV-commissieleden van de sociale partners, medewerkers van (Vlaamse) overheidsdiensten en studenten. De faciliteiten op een rijtje:
Wie niet geholpen kan worden, wordt doorverwezen. Personen met een handicap zijn welkom.
Het is een continue bekommernis van de SERV om het archief volgens de kwaliteitscriteria voor archiefbeheer bij alle Vlaamse overheden te organiseren. De SERV beschikt over een Informatiebeheersplan dat herwerkt is.
De SERV draagt continu archief over aan het depot in Vilvoorde.
Intussen wordt werk gemaakt van een duurzame digitale bewaarstrategie voor de e-bestuursdocumenten van de SERV.
Samenstelling Commissie Sociale Economie
Voorzitter
Leden
Vertegenwoordigers van de sociale economie-ondernemingen
Vertegenwoordigers van de representatieve werkgeversorganisaties
Vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties
Onafhankelijke deskundigen
Vertegenwoordigers van het Departement Werk en Sociale Economie
Plaatsvervangende leden
Vertegenwoordigers van de sociale economie-ondernemingen
Vertegenwoordigers van de representatieve werkgeversorganisaties
Vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties
Vertegenwoordigers van het Departement Werk en Sociale Economie
Kunnen de vergadering bijwonen met raadgevende stem