Advies ontwerp Vlaams doelstellingenkader 2030

advies op vraag
Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed
Geert Bourgeois

De SERV vindt het positief dat de Vlaamse Regering met ‘Vizier2030’ een aanzet geeft om te komen tot een Vlaams doelstellingenkader 2030. Het is ook goed dat dit in interactie met de strategische adviesraden gebeurt en dat na verwerking van de adviezen overleg volgt met de VESOC-partners en de Verenigde Verenigingen om te komen tot onderbouwde en breed gedragen doelstellingen voor 2030. De SERV vraagt om snel samen te zitten om de verdere werkwijze uit te tekenen.

In afwachting daarvan moet werk worden gemaakt van een beter en meer onderbouwd voorstel van doelstellingenkader. Het voorliggende ontwerp is immers niet klaar om te fungeren als basis voor die volgende stap.

Concreet vraagt de SERV om

  1. de 2030-doelstellingen meer te laten samen sporen met de specifiek voor Vlaanderen belangrijke kansen en uitdagingen. Een vergelijkende analyse tussen Vizier2030, het Pact 2020 en de SERV-Platformtekst bevestigt dat het 2030-doelstellingenkader een bruikbare aanzet biedt om in te spelen op de toekomstige ontwikkelingen en uitdagingen, maar dat voor onder andere arbeidsmarkt, innovatie of digitalisering belangrijke aspecten nog onderbelicht zijn;
  2. de voorstellen te motiveren en te onderbouwen om de verdere maatschappelijke discussie goed te kunnen voeren. Een analyse van de realisatiegraad van de Pact 2020 doelstellingen is daarbij van belang, evenals een inschatting van de ‘afstand tot doel’ en van de haalbaarheid van acties om het doel te bereiken. Het vooropgestelde stappenplan voor de SDG-implementatieagenda moet dus veel minder lineair verlopen dan nu het geval is;
  3. de 2030-doelstellingen nu reeds te koppelen aan een indicatorenset. Het is immers pas als er zicht is op de indicatoren dat duidelijk zal worden hoe bepaalde begrippen en doelstellingen beleidsmatig zullen worden vertaald;
  4. te verduidelijken hoe de voorgestelde 2030-doelstellingen voor Vlaanderen zich verhouden tot de Europese engagementen, discussies en indicatoren. Dat moet mee toelaten om het ambitieniveau in de voorgestelde doelstellingen beter te objectiveren en het beleid af te stemmen op het Europese beleidsniveau en de Europese beleidsprioriteiten van de toekomst;
  5. de kwaliteit en voortgang van de lopende beleidsprocessen (Energie- en Klimaatplan, Mobiliteitsplan, Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, …) te verzekeren. Vandaag lijken niet alle lopende processen voldoende onderbouwd, transparant en participatief (met betrokkenheid van o.a. sociale partners) én met een adequaat tijdspad te verlopen om een goede integratie van de nog ontbrekende 2030-doelstellingen mogelijk te maken.