Hoe werkbaar zijn de jobs in de hout en meubelindustrie?

Verslag van de sectorale werkbaarheidsmeting 2021 bij arbeiders uit PC126: stoffering en houtbewerking

De sectorale werkbaarheidsmeting, die in het voorjaar 2021 werd uitgevoerd bij de arbeiders uit de hout- en meubelindustrie in Vlaanderen registreert een werkbaarheidsgraad van 53,9%: dat betekent dat ongeveer 5.600 van de (in het Vlaams gewest woonachtige) arbeiders in de sector een job hebben waarvan je niet overspannen of ziek wordt, die boeiend en motiverend is, kansen biedt op bijblijven/bijleren en voldoende ruimte laat voor gezin en privéleven.



Dit sectorale meetresultaat valt gunstiger uit dan de benchmarks op basis van de Vlaamse werkbaarheidsmonitor 2019. Bij de arbeiders industrie tekenden we toen een werkbaarheidsgraad van 45,3% op. Op het niveau van de globale Vlaamse arbeidsmarkt telden we in 2019 49,6% werknemers met een werkbare job.



De andere kant van de medaille zijn de 46,1% (of zowat 4.800) arbeiders die met één of meerdere werkbaarheidsknelpunten te maken hebben. Een blik op de onderliggende werkbaarheidsindicatoren (zie figuur) geeft een duidelijk zicht op het voorkomen van specifieke werkbaarheidsknelpunten bij de arbeiders uit de hout- en meubelindustrie.



Figuur 1:    Werkbaarheidsprofiel arbeiders uit de hout- en meubelindustrie (2021)

Werkbaarheidsprofiel arbeiders uit de hout- en meubelindustrie (2021)

Ongeveer een kwart van de werknemers uit de hout en de meubelindustrie wordt met de knelpunten werkstress, motivatieproblemen en/of leerdeficit geconfronteerd. Het vierde knelpunt ‘werk-privéconflict’ komt duidelijk minder voor in de sector: zowat één op de twintig rapporteert een onevenwicht in de werk-privécombinatie.



Wanneer we de werkbaarheidsknelpunten verder analyseren en vergelijken met de benchmarks dan stellen we vast dat in de sector van de hout- en meubelindustrie:

  • de werkstresscijfers gunstiger zijn. Dit neemt niet weg dat 24,9% van de arbeiders uit de sector werkstressklachten rapporteert. Bij ongeveer een derde daarvan (8,1% van de sectorpopulatie) is er zelfs sprake van symptomen van burn-out;
  • de cijfers voor motivatie niet verschillen van de Vlaamse cijfers maar wel opvallend beter zijn dan die voor de arbeiders industrie. In de sector heeft 24% van de arbeiders af te rekenen met motivatieproblemen, een derde daarvan (8,5% van de sectorpopulatie) is ernstig gedemotiveerd.
  • het leerdeficit hoger ligt dan op de Vlaamse arbeidsmarkt, terwijl er met de arbeiders industrie geen verschil is. In de hout- en meubelindustrie heeft 73,3% voldoende leermogelijkheden in de job, een kwart (26,7%) loopt aan tegen een tekort aan leerkansen, bij een op de tien (9%) is er sprake van een ernstig leerdeficit.
  • het werk-privé-conflict zich minder vaak manifesteert. Slechts 5,4% rapporteert een probleem in de werk-privécombinatie en bij amper 1% betreft het een acuut conflict.