Werdruk in weverijen

Project status
Afgerond

Is weven een olympische discipline? Dit informatiedossier is het verslag van een onderzoek naar arbeidsbeleving bij Vlaamse wevers in relatie met bedrijfsspecifieke organisatorische kenmerken.
 

In het eerste hoofdstuk schetsen we de onderzoekscontext. We beschrijven het thema ‘welzijn bij de arbeid’ en plaatsen het in het wettelijk en conventioneel kader waarbinnen welzijn op de werkplek moet opgevolgd worden, met name de Welzijnswet en CAO 72. Verder verduidelijken we de uitgangpunten en de hypothesen die aan de grondslag lagen van dit onderzoek. Tenslotte volgt een overzicht van de methodiek die gehanteerd is. De instrumenten en vragenlijsten worden in de gebruikte context geplaatst en de planning en volgorde van werkzaamheden wordt toegelicht.

In het tweede hoofdstuk analyseren we de beleving van het welzijn bij de betrokken wevers in het onderzoek. We gaan in op de resultaten van de enquête bij de Vlaamse wevers over de beoordeling en beleving van de welzijnsindicatoren ‘spanning, welbevinden en gezondheid’. De kwaliteit van de arbeid kunnen we meten aan de hand van vragen over de gezondheid, het welbevinden van de werknemer en over de spanning die men ten gevolge van het werk ervaart. Gezondheid laat zich in kaart brengen met vragen over psychosomatische gezondheidsklachten door het werk. Bij welbevinden op het werk kijken we naar volgende aspecten: heeft de wever nog plezier in het werk? Voelt hij zich betrokken bij de organisatie of denk hij eraan om te veranderen van baan? En bij spanningen door het werk stellen wij vragen zoals: hebben de wevers een grote herstelbehoefte? Piekeren zij veel? Slapen zij slecht? Roept het werk veel emotionele reacties op of zijn de wevers sterk vermoeid tijdens het werk?

In hoofdstuk 3 gaan we op zoek naar de achterliggende arbeidsorganisatorische factoren. Hoe de wever zich in het werk voelt of de 'spanning' ervaart, is sterk gecorreleerd met een aantal andere bedrijfsgebonden factoren: de arbeidsbelasting, de leer- en regelmogelijkheden, de relaties en communicatie en informatie, en uiteraard ook de arbeidsvoorwaarden. Bij de arbeidsbelasting is vooral het werktempo en de hoeveelheid werk belangrijk, maar ook de lichamelijke, geestelijke en emotionele belasting spelen een rol. Bij de leer- en regelmogelijkheden stellen we vragen zoals:
zit er voldoende afwisseling in het werk en biedt het werk mogelijkheden om te leren? Kunnen de werknemers zelfstandig werken en hebben zij inspraak in het werk? En bij relaties, communicatie en informatie worden dat: is er een vlotte relatie met de collega's en de chefs? Zijn er middelen om problemen, onduidelijkheden en veranderingen in het werk te voorkomen of te begeleiden? Zijn informatie, communicatie en contactmogelijkheden goed geregeld?
Tenslotte bepalen ook de arbeidsvoorwaarden het welzijn: voelen de werknemers zich werkzeker? Zijn er loopbaanmogelijkheden en worden de prestaties goed beloond? Wij geven hierbij ook verbanden aan met bedrijfsspecifieke kenmerken. Want naast de enquêteringresultaten hebben wij ook informatie verzameld tijdens gesprekken met bevoorrechte getuigen in de weverijen. Zo kunnen we aanwijzingen geven over de 'potentiële' band tussen hoe de wevers zich voelen en organisatorische factoren, met name de technisch-organisatorische en de arbeidsorganisatorische.

In het vierde hoofdstuk geven we aan welke managementstrategieën een belangrijke invloed hebben op de arbeidsbeleving en welke specifieke strategieën er gebruikt kunnen worden om de ‘belasting’ door de arbeid te beperken.

In het besluit gaan we na of deze veronderstellingen in de hypothesen bij het begin van het onderzoek, de test van het onderzoek doorstaan.