Werkbaar werk in het onderwijs

Iets meer dan de helft (52,5%) van de personeelsleden in het onderwijs heeft in 2016 een werkbare job. Deze werkbaarheidsgraad ligt (nog altijd) boven het globale cijfer voor de Vlaamse arbeidsmarkt (51,0%). Maar in de afgelopen tien jaar daalde het aandeel onderwijsmedewerkers met werkbaar werk systematisch. Dat heeft vooral te maken met de toename van werkstressklachten en van werk-privé-combinatieproblemen in de sector.

Later op pensioen vereist werkbaar werk

De sociale partners in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) benadrukken al vele jaren dat langer doorwerken maar kan lukken als dit ook haalbaar is voor de betrokkenen en jobs voldoende kwaliteitsvol zijn. Ruim vijftien jaar geleden vatten ze dat in de beleidsterm ‘werkbaar werk’: jobs waarvan je niet overspannen of ziek wordt, die boeiend en motiverend zijn, voldoende kansen bieden op bijblijven/bijleren en voldoende ruimte laten voor gezin en privéleven. En in het Pact 2020 formuleerden ze, samen met de Vlaamse regering, een streefdoel: de realisatie van 60% werkbare jobs tegen 2020.

Sinds 2004 en om de drie jaar brengt de Stichting Innovatie & Arbeid, het onderzoekscentrum van de SERV, de werkbaarheid (in sectoren) op de Vlaamse arbeidsmarkt gedetailleerd in beeld.

Evolutie van de werkbaarheidsgraad in de onderwijssector en op de Vlaamse arbeidsmarkt

Bron: Vlaamse Werkbaarheidsmonitor Werknemers 2004-2016

Met een werkbaarheidsgraad van 59,7% kwam de onderwijssector in 2007 zeer dicht in de buurt van die 60%-doelstelling. Sindsdien gaat het werkbaarheidspeil in de sector evenwel in dalende lijn en in 2016 wordt een werkbaarheidsgraad van 52,5% opgetekend.

Terwijl in 2007 nog 72,6% van de personeelsleden uit het onderwijs doorwerken in hun huidige job tot de pensioenleeftijd als een haalbare opdracht inschatten, is dit aandeel in 2016 tot 50% gedaald. Tegelijkertijd blijkt ook de groep, die vragende partij is voor aangepast werk (lichter werk, minder uren) om langer te kunnen doorwerken, zowat verdubbeld: van 24,3% in 2007 naar 46,3% in 2016.

Terugval van de werkbaarheidsgraad onderzocht

Op het vlak van competentie-ontwikkelingskansen (voor het personeel!) en werkbetrokkenheid kan het onderwijs nochtans een positief rapport voorleggen. Met slechts 4,9% respectievelijk 11,2% van personeelsleden die in 2016 een gebrek aan leermogelijkheden of motivatieproblemen signaleren, haalt de sector voor deze werkbaarheidsdimensies veruit de meest gunstige sectorscores op de Vlaamse arbeidsmarkt. Terwijl voor leermogelijkheden in het afgelopen decennium nog systematisch vooruitgang werd geboekt, ging voor welbevinden en werkbetrokkenheid recent wel een knipperlicht branden: het aandeel onderwijsmedewerkers met motivatieproblemen lag in 2010 nog op 6,7%.

Aandeel werknemers met werkbaarheidsknelpunten in de onderwijssector

Bron: Vlaamse Werkbaarheidsmonitor Werknemers 2004-2016

De negatieve werkbaarheidstrend komt echter vooral op het conto van de psychische vermoeidheidsproblematiek. In de periode 2007-2016 registreren we een stapsgewijze en gevoelige toename van het aandeel onderwijsmedewerkers met werkstressklachten (van 31,4% naar 41,4%). De werkstress-score voor de sector ligt daarmee in 2016 bijna 7 procentpunt boven het referentiecijfer voor de Vlaamse arbeidsmarkt. Ook voor ‘werk-privébalans’ is er sprake van een negatieve evolutie in het onderwijs: het aandeel medewerkers in een probleemsituatie nam toe van 14,9% in 2004 naar 18,4% in 2016: de sector klokt daarmee af op ruim 6 procentpunt boven het arbeidsmarktcijfer.

De ongunstige evolutie van deze indicatorscores (en daarmee van de werkbaarheidsgraad) in de onderwijssector wijst in de richting van een toegenomen arbeidsbelasting. Het aandeel personeelsleden dat aankijkt tegen een hoge werkdruk steeg in de afgelopen drie jaar van 28,4% naar 37,2%. Ook voor emotionele belasting noteren we een toename van de groep in een problematische situatie van 30,1% naar 35,0% in diezelfde periode.