Leren van de buren: clusterbeleid in andere Europese landen en regio's

twee wegen in de vorm van hoofden komen samen in één pijlDe Vlaamse Regering maakt volop werk van de uitbouw van een nieuw Vlaams economisch clusterbeleid. Een goed moment voor de Stichting Innovatie & Arbeid om de ervaringen met clusterbeleid in andere Europese lidstaten en regio’s in kaart te brengen. Het onderzoeksrapport geeft een overzicht van de kenmerken van het clusterbeleid in Europa. Het schetst een aantal actuele inzichten en trends in de objectieven binnen de clusterprogramma’s, de aanduiding van strategische clusterdomeinen en de clusterpartners, en de organisatiestructuur en governance van de clusters. Ook staat de Stichting stil bij de rol die de overheid opneemt, het ingezette instrumentarium, de participatiegraad van kmo’s en de organisatie van benchmarking, monitoring en evaluatie. Het rapport  maakt tot slot een vergelijking van de keuzes die onze naaste buren Wallonië, Nederland en Duitsland maakten bij de uitwerking van hun clusterbeleid. Daaruit blijkt dat clusterbeleid altijd maatwerk blijft. Wat werkt voor het buitenland is daarom nog geen ideale aanpak voor de eigen regio.

Succesfactoren en valkuilen voor een geslaagd clusterbeleid

Het succes van een cluster wordt sterk bepaald door de kwaliteit van de serviceportfolio van de clusterorganisatie. Deze staat in voor het management van de cluster en dient een ruime, maar gerichte waaier aan ondersteunende activiteiten en diensten voor de partnerbedrijven te ontwikkelen. Hierin ligt ook de hefboom voor een succesvolle participatie van kmo’s in de clusterwerking. Andere cruciale succesfactoren zijn de aanwezigheid van sterke clusterpartners, het inzetten op de combinatie van R&D en vermarkting van innovatie en het voorhanden zijn van voldoende geschikt personeel voor de bedrijven in de clusters.

Om een goede clusterbeleidsvoering te hebben, is het belangrijk dat er een geïntegreerd beleid wordt uitgebouwd. Er is een goede beheersstructuur nodig waarin alle relevante private en publieke actoren elkaar vinden, met een goede financiële en technische ondersteuning. De Europese praktijk gaat uit van een klassiek Triple helix-model, een driehoeksverhouding van ondernemingen, overheid en kenniscentra. Dit evolueert naar een Quadruple helix-model, waarbij ook de civil-society als stakeholder betrokken partner is. Valkuilen bij de uitbouw van het clusterbeleid zijn onder meer dat clusters te breed of net te eng worden afgebakend en dat de clusterstructuren die worden uitgetekend te zwaar zijn en te weinig op nieuwe ontwikkelingen of uitdagingen kunnen inspelen. De weg die de clusters afleggen is soms onvoldoende gekaderd in het uiteindelijke objectief dat de overheid met de clusters wil bereiken.

Leren uit de ervaringen in Wallonië, Nederland en Duitsland

Wallonië

De overheid heeft gekozen voor een sturende rol in het Waalse clusterbeleid. Men heeft sterk ingezet op het creëren van een brede gedragenheid van het beleid, o.a. bij de sociale partners. De Waalse regering heeft een beperkt aantal Pôles de compétitivité aangeduid. Daarnaast zijn er Réseaux d’entreprises in een lichtere structuur. In de Réseaux d’entreprises kunnen netwerken zelf het initiatief nemen in een of ander technologisch domein. Op zich is dit een zinvolle combinatie van instrumenten. Wel zijn er problemen op het vlak van de onderlinge afstemming tussen de Pôles en de Réseaux en is de aanpak eerder de universiteiten dan de bedrijfsprojecten ten goede gekomen. Verder stelt het onderzoek vast dat de Waalse kmo’s weinig worden bereikt, onder meer omdat de procedures en doorlooptijden vrij omslachtig zijn en niet afgestemd op de snelheid van de markt.

Nederland

De top-downkeuze voor negen topsectoren in het Nederlandse clusterbeleid heeft een sterke organisatie-impuls teweeggebracht voor de betrokken domeinen. Het clusterbeleid werd ingevoerd in tijden van besparingen zodat er weinig bijkomende beleidsmiddelen waren. Dit had een nadelig effect op het enthousiasme van de stakeholders. Op dit moment is er in Nederland nog niet echt sprake van een breed gedragen visie op het clusterbeleid. Ondanks een uitgewerkte set aan opvolgingsindicatoren, is het (nog) niet mogelijk de concrete beleidsimpact in te schatten.

Duitsland

Het Duitse clusterbeleid voorziet zowel op het bondstaat- als deelstaatniveau een breed gamma aan complementaire clusterprogramma’s. Men zet zowel in op het internationaal versterken van sterke competitieve clusters als op netwerking bij kmo’s en op ondersteuning van de clusterorganisaties. Het Duitse beleid zet tot nog toe te weinig in op de cross-clustercontacten en ervaringsuitwisseling.

Clusterbeleid blijft maatwerk

Uit deze buitenlandse good practices blijkt dat clusterbeleid altijd maatwerk blijft. Er bestaat geen one size fits all-recept voor succes. Europese regio’s verschillen in economische performantie, competitiviteit, institutionele capaciteit, politieke kracht, functionele rol, innovatiecapaciteit … Het profiel van een regio op deze dimensies bepaalt de keuzes voor objectieven, instrumenten en de omvang van een clusterbeleid. Wat werkt in het buitenland is daarom nog geen ideale aanpak voor de eigen regio.