Advies nieuwe riemen energiebeleid 2014-2019

advies op eigen initiatief
Aanbevelingen voor het energiebeleid in de volgende legislatuur

Het energiebeleid was nu toe toe nogal 'scheef geladen'. De toekomstige beleidsmakers moeten het in de periode 2014-2019 over een andere boeg gooien. Dat betekent werk maken van een transitie-aanpak, een bredere en evenwichtigere benadering en een aangepast infrastructuur- en steunbeleid. Met de 'Nieuwe riemen voor het energiebeleid 2014-2019' geeft de SERV hiertoe een aanzet.

roeiers met roeiriemen

12 nieuwe riemen energiebeleid 2014-2019

Transitieaanpak

  1. Maak een langetermijn energiesysteemvisie op basis van scenario-analyses en een bottom-upaanpak
  2. Zorg voor samenwerking en integratie tussen de verschillende overheden en beleidsdomeinen
  3. Verschuif mensen en middelen om VREG en VEA te versterken
  4. Versterk de inspanningen voor onderbouwing en evaluatie, databeheer en transparantie, maatwerk en ruimte voor innovatie, participatie en overleg

Evenwichtige benadering

  1. Beheer de risico's voor de fysieke én economische leveringszekerheid actief
  2. Jaag lokale sociaal-economische synergieën en innovatie na
  3. Bewaak de competitiviteit en de verdelingseffecten

Aangepast infrastructuur- en steunbeleid

  1. Investeer massaal in (energie)renovatie, in het bijzonder bij scholen, sociale woningen en publieke gebouwen
  2. Herzie de certificatensystemen voor groene stroom en WKK en schuif de niet-doorgerekende certificatenkosten niet langer vooruit
  3. Volg de netontwikkeling en het netbeheer op, maak een degelijk nettariefsysteem en voorzie een beleidskader voor warmtenetten en nieuwe diensten
  4. Onderzoek wat gedrag en markten echt beïnvloedt en pas het REG-, EPB- en EPC-instrumentarium hieraan aan
  5. Zorg voor een preventief energie-armoedebeleid vooral voor private huurders en evalueer het curatief energie-armoedebele

Kernboodschap

De Vlaamse regering moet tussen 2014 en 2019 aanpassingen aan het hele energiesysteem doorvoeren: bij het energie-aanbod, de energievraag, de infrastructuur, de markten, het regelgevend kader, de steunmechanismen, ... Die aanpassingen moeten - op sociaal-economisch verantwoorde wijze - het energiesysteem betrouwbaar en betaalbaar houden én op termijn koolstofarmer maken. De klimaat- en energiedoelen voor 2020 zijn immers maar een opstap naar een veel verdergaand Vlaams actieplan in het kader van een Europese en internationale energietransitie.

Het energiebeleid was tot nu toe nogal ‘scheef geladen’. De toekomstige beleidsmakers moeten het in de periode 2014-2019 over een andere boeg gooien met een andere governance, een bredere focus en een aangepast infrastructuur- en steunbeleid. Met de ‘nieuwe riemen’ die dit advies aanreikt wil de SERV hiertoe een aanzet geven.

Ten eerste is een transitie-aanpak nodig als antwoord op de bijzondere governance-uitdagingen die de energietransitie stelt. De louter instrumentele aanpak in het huidige energiebeleid botst duidelijk op zijn limieten. De beperkte ervaringen met energietransitie-experimenten verdienen dus uitbreiding. Cruciaal hierbij is de ontwikkeling van een strategische visie die richting geeft om de grote problemen aan te pakken en die ruimte laat om flexibel in te spelen op nieuwe opportuniteiten.

Ten tweede moeten de doelstellingen én beleidsfocus van het energiebeleid verbreden. Nu heeft het energiebeleid vooral aandacht en middelen besteed aan de realisatie van de Europese verplichtingen inzake hernieuwbare energie en in mindere mate inzake energiebesparing. Meer aandacht is nodig voor de fysieke en economische leveringszekerheid (met inbegrip van de impact ervan op competitiviteit). Ook de verdelingseffecten van de energietransitie verdienen nadere opvolging. Een evenwichtige aanpak is voor het draagvlak van het energiebeleid immers cruciaal. Verder moeten kansen gegrepen worden om o.a. via een maatschappelijk en technologisch innovatiebeleid de energietransitie te laten samen sporen met economische ontwikkeling.

De verbreding van de beleidsfocus impliceert ten derde ook een verbreding van het infrastructuurbeleid. De beleidsfocus moet niet alleen gericht zijn op groene stroom maar ook op groene warmte, op energieproductiecapaciteit én op energiemarkten, op netontwikkeling en netbeheer, op private én publieke investeringen, op nieuwbouw én renovatie, op een curatieve én een preventieve aanpak van energiearmoede, …  Verder maakt een bredere focus ook duidelijk dat enkele centrale instrumenten in het energiebeleid aan een grondige herziening of evaluatie toe zijn, zoals de certificatensystemen en hun financiering, het EPB- en EPC-beleid, de REG-subsidies en de sociale openbare dienstverplichtingen.