Kennisdiffusie en innovatie bij Vlaamse kmo’s

Project status
Afgerond

Dit onderzoek zoomt in op de mate waarin en de wijze waarop kleine en middelgrote bedrijven aansluiting vinden bij het ruimere innovatiegebeuren.

Wat onderzoeken we?

Dit rapport gaat over kennisdiffusie en innovatie in kleine en middelgrote ondernemingen (kmo). We brengen in kaart hoe verspreiding van kennis en innovatie in kmo’s verloopt, en hebben hierbij oog voor de kleine kmo’s in het bijzonder. De focus is gericht op de transitie van een niet-proactief naar proactief innovatiebeleid op bedrijfsniveau. Wat zijn de triggers om actief op zoek te gaan naar innovatie, op welke partners doet men beroep, welke problemen komen kmo’s tegen en welke noden hebben zij, die de overheid kan ondersteunen?

Werkwijze

We deden een beroep op de literatuur over innovatie en het voeren van een innovatiebeleid en op eigen eerder onderzoek. In zestien gesprekken in kmo’s gingen we diepgaand in op de drempels en hefbomen bij het realiseren van kennisdiffusie en innovatie. Uit de gesprekken in de kmo’s zijn een aantal aandachtspunten voor het Vlaams innovatiebeleid afgeleid.

Resultaten

In het rapport komen we tot de volgende bevindingen:

Het begrip ‘innovatie’ wordt binnen de zestien kmo’s in ons onderzoek erg ruim gedefinieerd en kan zowel incrementeel als disruptief zijn. Incrementele innovatie is aldus de bedrijven het logisch gevolg van een kwaliteitsbeleid dat streeft naar permanente verbeteringen en vernieuwingen. Disruptieve innovatie is in de betrokken zestien bedrijven veelal een expliciete doelstelling, maar kan ook het gevolg zijn van een veranderde marktvraag of een economische crisis. Innovatie wordt in kleine bedrijven, zo leren ons de gesprekken, minder systematisch opgevolgd en alarmsignalen zoals kwaliteitsproblemen of dalende verkoop worden minder snel gezien dan in grote bedrijven. Niettegenstaande het ruime aanbod aan innovatiestructuren en –instrumenten is er een duidelijke kloof tussen vraag en aanbod van enerzijds de behoeften aan ondersteuning en anderzijds de beschikbare overheidsondersteuning. Vooral de kleinste kmo’s in ons onderzoek zeggen dat ze, zeker in tijden van veranderende markvraag en crisis, niet de tijd en middelen hebben om het volledige landschap te leren kennen. Er is nood aan een betere toeleiding naar het beschikbare aanbod aan overheidsondersteuning voor innovatie.

Op basis van de interviews in de zestien kmo’s en gebruik makend van de literatuurstudie vooraf, hebben we een aantal aandachtspunten voor het innovatiebeleid voor kmo’s opgelijst. Het gaat om de nood aan betere informatie en doorverwijzing, een meer transparant en toegankelijk ondersteuningsaanbod, opleiding en vorming voor werkgevers en werknemers en ten slotte om aandacht voor een afbakening van innovatie in wetenschappelijk onderzoek op maat van de kmo’s.