Na vijf jaar praktijkervaring stelt de Vlaamse Regering een aantal aanpassingen voor aan het huidige bodemdecreet dat in voege trad in 2006. De SERV en de Minaraad spreken zich in grote lijnen positief uit over deze aanpassingen, maar maken wel enkele kanttekeningen. Daarnaast vragen de raden ook een ex post evaluatie die nagaat of de regelgeving en praktijk na deze wijzigingen nog voldoende waarborgen biedt voor alle betrokken actoren en of er wel degelijk efficiëntiewinsten geboekt worden.
De raden vinden het zoeken naar administratieve vereenvoudigingen en efficiëntieverbeteringen belangrijk omdat dit onnodige kosten en vertragingen kan vermijden. Zulke vereenvoudigingen moeten echter steeds worden afgewogen ten opzichte van de nood aan sluitende regelgeving en aan controlemogelijkheden en beleidsrelevante informatie voor de overheid. Bovendien leggen ze ook meer verantwoordelijkheid bij de betrokkenen.
Het is ook essentieel dat de voorgestelde aanpassingen bijdragen tot het behalen van de doelstelling om tegen 2036 alle verontreinigde bodems te saneren en dit op een snellere en efficiëntere manier. Aanpassingen aan de regelgeving alleen zullen volgens de raden echter niet voldoende zijn. Er zullen aanvullende maatregelen en budgetten nodig zijn.
Ten slotte ondersteunen de raden de billijkere verdeling van de saneringsplicht, al mag dit niet leiden tot een onwenselijke afwenteling van de kosten van veroorzakers van (risico's op) bodemverontreiniging. Ook kunnen vragen gesteld worden bij de praktische uitvoerbaarheid van de nieuwe regeling.